Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft in een uitspraak bepaald dat bedrijven hun werknemers moeten inlichten op het moment dat hun digitale communicatie vanaf de werkplek in de gaten wordt gehouden.
De Europese rechters van het mensenrechtenhof vinden dat de Roemeense overheid in kwestie niet heeft voldaan aan hun verplichting om de privacy van een Roemeense werknemer te beschermen. Hij werd ontslagen vanwege het gebruik van Yahoo Messenger voor privédoeleinden, terwijl het feit dat deze communicatie werd gemonitord, hem niet tijdig werd verteld.
Het EHRM vindt dat de Roemeense staat daarmee verzaakt heeft zijn privacy te beschermen. De Europese rechters stellen dat de staat heeft verzuimd te verifiëren of de werknemer is ingelicht over het feit dat zijn communicatie werd gevolgd, en hoe verregaand die monitoring was. Ook heeft de Roemeense staat volgens de rechters niet bekeken waarom de monitoring plaatsvond en of er alternatieven voorhanden waren waarmee het recht op privacy minder zwaar zou zijn aangetast.
Roemeense rechtbanken gaven de man bij eerdere nationale procedures geen gelijk; het ontslag zou in lijn zijn met de Roemeense arbeidswet, die werkgevers het recht geeft beperkingen op te leggen aan het gebruik van internet door werknemers. Ook zou de werknemer tijdig zijn geïnformeerd over de regels.
De zaak gaat over een Roemeense werknemer die in 2004 bij een bedrijf in dienst kwam en op verzoek van zijn werkgever een Yahoo Messenger-account opende voor de communicatie met klanten. In 2007 werd er een mededeling gestuurd aan alle werknemers dat er een andere werknemer was ontslagen, nadat deze het internet, een werktelefoon en een kopieermachine voor privédoeleinden had gebruikt.
Tien dagen later werd de man om vergelijkbare redenen op het matje geroepen door zijn werkgever. Hij ontkende Yahoo Messenger voor privédoeleinden te hebben gebruikt, maar de werkgever had een transcript van 45 pagina's met de communicatie in Yahoo Messenger van de afgelopen week, waaruit het tegendeel bleek. Vervolgens werd de man ontslagen. Het Europese hof stelt nu dat die tien dagen onvoldoende is om te spreken van een tijdige melding van de werkgever, wat mede heeft bijgedragen aan het oordeel dat zijn recht op privacy is geschonden.
In eerste instantie oordeelde het hof in 2016 dat de Roemeense rechter wel de juiste afweging tussen het belang van de werkgever en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemer had gemaakt. Dit oordeel is nu in hoger beroep bij de Groter Kamer van het EHRM teruggedraaid. Het EHRM heeft in deze zaak eigenlijk alleen heel marginaal getoetst of de nationale rechter de juiste afweging heeft gemaakt. Er is hiermee geen uitspraak gedaan over een algemene bevoegdheid van de werkgever om privécommunicatie in de gaten te houden.