Een voorzieningenrechter heeft bepaald dat Ziggo niet gehouden is om naw-gegevens van een klant af te geven, omdat niet vast zou staan dat deze doelbewust auteursrechtinbreuken faciliteerde. De klant in kwestie had een SpotWeb-site met nzb-links naar bestanden op Usenet.
Ziggo wilde de gegevens niet afgeven, omdat de klant de website ook per ongeluk toegankelijk zou kunnen hebben gemaakt voor derden. De website zou na de klacht echter alsnog offline zijn gehaald, zonder dat er onthoudingsverklaring werd ondertekend. Volgens Ziggo gebeurde dit door de klant zelf. De voorzieningenrechter ging mee in deze argumentatie, omdat er volgens hem niet aannemelijk kon worden gemaakt 'dat de klant doelbewust auteursrechtinbreuken faciliteerde en stimuleerde'. Wel blijkt uit de uitspraak dat er geen sprake van 'onmiskenbare onrechtmatigheid' hoeft te zijn, het is voldoende dat dit 'aannemelijk' is.
Er wordt in de uitspraak gesteld dat er een aantal aanwijzingen zijn die op deze intentie zouden duiden. Zo zou de Ziggo-klant een 'SpotWeb-app' via poort 88 beschikbaar hebben gemaakt en zou deze te vinden zijn via Google. Rechthebbenden zouden vervolgens bij Google hebben geklaagd over de inhoud die beschikbaar was op het ip-adres van de Ziggo-klant. Desondanks achtte de rechter de onrechtmatigheid dus niet voldoende aannemelijk.
Volgens Brein zou de uitspraak betekenen dat de rechtspraak uit het Hoge Raad-arrest 'Lycos/Pessers' nog steeds van toepassing is. In dit arrest werd bepaald dat een isp in bepaalde gevallen gehouden is om naw-gegevens af te geven. Daarbij moet worden uitgegaan van een aantal criteria, waaronder de vraag of het aannemelijk is dat er onrechtmatig is gehandeld. Ook moet er rekening worden gehouden met het belang dat de opvrager bij de identificerende gegevens heeft en moet het niet mogelijk zijn om de gegevens op een andere manier te verkrijgen. Tot slot dient er nog een belangenafweging tussen alle betrokkenen plaats te vinden.
Er is niet altijd vastgehouden aan deze criteria, soms werd een isp opgelegd om gegevens af te geven wanneer voldoende duidelijk was dat er inbreuk werd gepleegd. De Europese rechter bepaalde in 2008 in de zaak Promusicae dat er door nationale rechters inderdaad een afweging mag worden gemaakt tussen privacy en de noodzaak tot afgifte van gegevens. De Nederlandse rechtspraktijk laat dan ook zien dat er wisselende resultaten zijn in dergelijke zaken. Zo werd in de zaak uit 2012 tussen XS Networks en Brein het verzoek om gegevens toegewezen en in de zaak uit 2013 tussen Brein en ING afgewezen. De huidige uitspraak is een nieuwe aanvulling op deze reeks en geeft aan dat tussenkomst van een rechter nodig blijft. Brein geeft aan te overwegen in hoger beroep te gaan over de vraag of 'het vermeend per ongeluk faciliteren van inbreuk onvoldoende basis is voor afgifte van persoonsgegevens'.