De Nederlandse overheid mag biometrische gegevens die burgers verstrekken voor paspoorten en identiteitskaarten bewaren en gebruiken voor andere doeleinden, zoals misdaadopsporing. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie beletten Europese regels dit niet.
Het 'EU-hof' oordeelde dat de Europese regelgeving op dit gebied, de verordening met nummer 2252/2004, de databanken met vingerafdrukken niet alleen toelaat, maar dat opsporingsdiensten en geheime diensten deze gegevens ook mogen gebruiken voor bijvoorbeeld opsporing.
Als Nederland dat wil toelaten, is het aan Nederlandse rechters om daarover te oordelen, zo zegt het EU-hof. Ieder ander gebruik en iedere andere opslag van vingerafdrukken vallen niet onder de verordening en zijn daarom een zaak van de lidstaten zelf. Het EU-hof stelt verder dat het gebruik van de vingerafdrukken voor bijvoorbeeld misdaadopsporing ook getoetst kan worden aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en aan fundamentele vrijheden. Het EU-hof deed daar zelf geen uitspraken over, omdat die toetsing valt onder het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Het Europese Hof van Justitie deed de uitspraak in een zaak die vier Nederlanders aanhangig maakten bij de Nederlandse Raad van State. Zij weigerden hun vingerafdrukken af te geven bij de aanvraag van paspoorten en een Nederlandse identiteitskaart. Ze stelden dat de invoer en de bewaring van biometrische gegevens een 'grove inbreuk op hun lichamelijke integriteit' en een 'beperking van hun recht op bescherming van hun privéleven' vormen.