De overheid mag geen centraal register van vingerafdrukken van alle Nederlanders opzetten. Dat heeft het Gerechtshof in Den Haag geoordeeld in een zaak die door Privacy First werd aangespannen. Volgens het hof is de inbreuk op de privacy niet gerechtvaardigd.
Volgens het Gerechtshof in Den Haag is de opslag van vingerafdrukken niet betrouwbaar genoeg; iets dat het vorige kabinet zich ook heeft gerealiseerd, benadrukt het hof, omdat het ervoor gekozen heeft om een vingerafdrukdatabase niet in het leven te roepen. De kans op foute matches in de database was volgens het vorige kabinet te groot.
Dat het kabinet zelf tot die conclusie is gekomen, betekent volgens het hof dat een centrale database 'niet geschikt is voor het daarmee aanvankelijk beoogde doel, te weten verificatie en identiteitsvaststelling'. Daarmee is de database ook niet 'geschikt voor het voorkomen van identiteitsfraude'. Omdat het opslaan van de vingerafdrukken van alle Nederlanders een schending van de privacy is, mag dat alleen als er een legitiem doel mee wordt bereikt, benadrukt de rechtbank. In dit geval was dat dus niet zo.
Een lagere rechtbank oordeelde nog dat de stichting Privacy First, die de rechtszaak had aangespannen, niet-ontvankelijk was. Dat betekent dat de organisatie niet bevoegd was om een rechtszaak over de kwestie aan te spannen, omdat Privacy First geen belang bij de rechtszaak zou hebben. Het hof is het daar niet mee eens. Privacy First noemt de uitspraak in een reactie 'baanbrekend' en een 'grote overwinning'.
De bedoeling was dat de vingerafdrukken zouden worden verzameld bij het aanvragen van een paspoort, waarna ze in de database werden geplaatst. Het verzamelen van de vingerafdrukken gebeurt nog steeds: ze worden opgeslagen op een chip in het paspoort. Wel kan er sinds 20 januari een identiteitskaart worden aangevraagd zonder dat vingerafdrukken hoeven te worden afgestaan.