Door Sim Kranenburg

Alles over framerates

En waarom film altijd 24fps zal blijven

02-10-2019 • 06:00

347

Singlepage-opmaak

Waar komt 24fps vandaan?

Toen de cinema nog in de kinderschoenen stond, waren filmcamera's nog niet voorzien van een motor. De cameraman moest zelf aan een slinger draaien om film door de camera te laten lopen. De framerate hing dus af van het tempo waarmee gedraaid werd en varieerde zo'n beetje tussen de 16 en 24 beelden per seconde. Goede cameramannen hadden dus een onvermoeibare arm nodig om mooi constant te kunnen opnemen. Vaak werd met opzet sneller of langzamer gedraaid om de actie te vertragen of te versnellen. In Hollywood wordt nog altijd de term overcranked gebruikt voor slow motion en undercranked voor opnamen met een lagere framerate dan de afspeelsnelheid.

Met de hand aangedreven filmcamera
Antieke filmcamera die met de hand moest worden aangedreven

Op de filmblikken die bij de bioscopen werden afgeleverd, stond de framerate waarmee de film moest worden afgespeeld, maar een heel exacte wetenschap was dit natuurlijk niet. Het was niet ongebruikelijk dat de bioscopen de films wat sneller dan bedoeld afspeelden, zodat er een extra film op een dag kon worden vertoond. Ook was het beeld hierdoor vloeiender en bovendien was er met een hogere framerate minder flikkering te zien. Bij het projecteren is het scherm namelijk iedere keer kortstondig donker bij het wisselen van beeld. Deze grote variatie in helderheid valt bij de lage framerate van film duidelijk op. Projectoren werden hierom voorzien van een twee- of driebladssluiter waardoor elk beeldje twee of drie keer werd vertoond, zodat er minder flikkering in beeld was te zien.

Toen er gesynchroniseerd geluid aan films werd toegevoegd, ontstond de noodzaak om een vaste framerate te kiezen. Variaties in snelheid zijn namelijk zeer duidelijk te horen door de verschillen in toonhoogte. Men stond voor een lastige keuze; bij een al te lage framerate zie je het beeld te duidelijk knipperen bij projectoren die elk beeldje slechts twee keer vertonen en een al te hoge framerate kost meer meters film per minuut, waardoor de productie- en distributiekosten oplopen. Er werd een compromis gemaakt en in 1926 werd definitief gekozen voor de welbekende 24 beelden per seconde. Binnen een paar jaar ging de hele filmindustrie over op deze wereldwijde standaard. Tot op de dag van vandaag wordt deze framerate gebruikt voor de productie en vertoning van alle films, op een enkele uitzondering na.

De beperkingen van 24fps

In de begindagen van de cinema zagen films er erg statisch uit doordat er uitsluitend vanaf een stilstaand statief werd gefilmd. Het was toen ongebruikelijk om de positie van de camera tijdens het shot aan te passen. Later werden statiefkoppen gebruikt waarmee de camera soepel horizontaal (pan) en verticaal (tilt) gedraaid kon worden tijdens het shot. Men kwam er toen achter dat de camera tijdens de opname heel rustig moet worden bewogen omdat het beeld bij het projecteren op het grote scherm al snel erg schokkerig werd. Dit probleem speelt ook in onze tijd nog en wordt ook wel motion judder genoemd.

In de loop der tijd kwamen er steeds meer camerabewegingen bij, doordat camera's op karretjes werden geplaatst. Deze dolly's werden weliswaar over rails bewogen voor een zo soepel mogelijke beweging, maar de problemen met judder werden er natuurlijk niet minder door. Om de pijn te verzachten gebruikte men een zo lang mogelijke sluitertijd. Hierdoor ontstond bij camerabewegingen bewegingsonscherpte, waardoor de overgangen tussen de verschillende beelden minder hard werden en dus minder storend om naar te kijken.

Doordat er tijd nodig is voor het transport van film tussen de afzonderlijke stilstaande beeldjes, bedraagt de sluitertijd bij de meeste filmcamera's maximaal de helft van de tijdsduur waarmee de beeldjes elkaar opvolgen. Bij de meeste analoge en duurdere digitale cinemacamera's wordt de sluiter gevormd door een schijf met daarin een opening die het licht tijdens filmtransport tegenhoudt. Deze opening beslaat meestal maximaal 180 graden van de cirkel, waardoor de helft van de tijd licht wordt doorgelaten. Bij 24fps bedraagt de maximale sluitertijd dus 1/48 seconde en de combinatie van deze twee levert de door velen geliefde film look op, ook als je deze instellingen met een moderne digitale camera gebruikt.

Tom Hanks
Tom Hanks in Saving private Ryan

Kortere sluitertijden waren met analoge camera's natuurlijk wel mogelijk door simpelweg een kleinere sluiteropening te gebruiken. Dat levert dan scherpere beelden op bij beweging, maar je krijgt hierdoor ook meer judder in beeld te zien. Af en toe gebruiken filmmakers een kortere sluitertijd om een dramatisch effect te creëren. Zo maakte Steven Spielberg bij het filmen van Saving Private Ryan uit 1998 gebruik van kortere sluitertijden om de explosies in de film extra scherp en daarmee angstaanjagender te maken. De wilde bewegingen die met een handheld camera zijn opgenomen, vergroten de judder en dat maakt dat de film minder prettig kijkt, precies het gevoel dat regisseur Spielberg bij de kijker wilde oproepen.