Inleiding
Tot dit jaar had Sony weinig concurrentie te duchten met zijn fullframe-systeemcamera's, maar dat is nu veranderd. Dat betekent dat de A7 III niet meer op alle vlakken de beste is in dit prijssegment. Toch is het wel de beste allrounder. De A7 III is wat functionaliteit en bediening betreft nog steeds bij de tijd en loopt op sommige vlakken, zoals oogautofocus, nog altijd voorop. De beste troef is het relatief grote aanbod van lenzen, waarmee de andere fabrikanten nog helemaal aan het begin staan.
Prijs bij publicatie: € 2.185,-
Nu verkrijgbaar vanaf: € 1.501,-
Momenteel zijn er twee grote ontwikkelingen in de fotowereld. Ten eerste is er sprake van een verschuiving van spiegelreflexcamera's - dslr's - met hun kenmerkende spiegel naar systeemcamera's, zonder spiegel. Het weglaten van die spiegel heeft een aantal technische voordelen, zie het artikel Het einde van de spiegel. Denk aan oogautofocus, scherpstelpunten over een heel beeld, een grotere zoeker, meer foto's per seconde, etc. Ten tweede is er langzaam een verschuiving gaande van kleine naar grote sensoren, vooral in het hogere segment boven de 1500 euro. Een grotere sensor biedt meer ruimte voor pixels, dus een hogere resolutie. Er is ook sprake van meer dynamisch bereik, oftewel de ruimte tijdens beeldbewerking om donkere en witte delen te corrigeren. Verder is er een optisch voordeel: een camera met fullframe sensor biedt je, in combinatie met lichtsterke lenzen, meer mogelijkheden om beperkte scherptediepte te creëren in je foto's.
Systeemcamera's bestaan al een jaar of tien, maar tot nu toe was Sony - op Leica na - de enige die deze camera's van een fullframesensor voorzag. In 2018 veranderde dat. Dat jaar was een belangrijk omslagpunt in de fotowereld, al duurt het waarschijnlijk nog jaren voordat de impact daarvan echt voelbaar wordt. Canon en Nikon, de marktleiders, kondigden toen aan actief te worden in het hogere segment spiegelloze camera's met een fullframesensor. Tot die tijd werkte Canon aan de EOS M in het aps-c-segment en had Nikon een poging gedaan met de Nikon 1-serie met de, voor een camera met verwisselbare lenzen, relatief kleine 1"-sensor. Ook Panasonic kondigde op de Photokina aan actief te worden met fullframe-systeemcamera's, als high-end alternatief voor zijn microfourthirds-lijn.
De A7-serie systeemcamera met fullframesensor bestaat sinds 2013. Daarmee heeft het merk een voorsprong van vijf jaar wat ontwikkeling van de camera en het aanbod van lenzen betreft. De vraag was hoe de nieuwkomers daarmee om zouden gaan. Zouden ze Sony's fouten uit het verleden weten te vermijden, zoals de kleine accu en het karige lensaanbod, en tegelijk de pluspunten kunnen implementeren, zoals oogautofocus, snelle tracking en video?
/i/2002546182.jpeg?f=imagenormal)
Eén belangrijke hobbel hebben de nieuwkomers in ieder geval al genomen: een nieuwe mount. De bestaande spiegelloze mounts waren niet of minder geschikt voor fullframesensors en het gebruik van de dslr-mount was niet handig, omdat dan de afstand tot de sensor gelijk moet blijven om de bestaande lenzen te kunnen gebruiken. Dan zou er amper voordeel zou zijn van het weglaten van de spiegel, omdat op die plek dan een holle ruimte, zonder logische functie, zou ontstaan. In plaats daarvan hebben alle fabrikanten de knoop doorgehakt en meteen voor een nieuwe, grote mount gekozen.
Dat laatste heeft weer een concreet doel; niet alleen passen alle soorten lenzen erop, ook maakt de combinatie van een grote lensmount en een positie dicht bij de sensor nieuwe lensontwerpen mogelijk. Het licht hoeft minder af te buigen en dat kan leiden tot minder vignettering, kleurschifting en onscherpte, vooral in de hoeken. Oftewel, nieuwe lenzen voor deze mounts kunnen in theorie optisch beter presteren dan die van de dslr-generatie.
Met zo'n compleet nieuw cameraontwerp kun je alle kanten op. Het is dan ook interessant om te zien dat de camerafabrikanten hier heel anders mee omgaan. Maak je zo'n camera nu klein en compact of kies je voor een grote grip? Kies je voor een grote of een kleine accu? Is er een gestabiliseerde sensor of blijft het bij lensstabilisatie? Wordt gebruikgemaakt van unieke systeemcamerafeatures, zoals oogautofocus? En hoe zit het met dubbele kaartsloten, het type geheugenkaart, de autofocus, videofuncties, een kantelbaar en/of uitklapbaar scherm, de bediening en het lensaanbod?
Kortom, het was de hoogste tijd om de producten van de vier camerafabrikanten naast elkaar te zetten en te vergelijken. We richten ons hierbij op de 'betaalbare' fullframesysteemcamera's van tussen de 2000 en 2500 euro: de Canon EOS R, Nikon Z6, Panasonic S1 en Sony A7 III.
Specificaties en onderlinge verschillen
De verschillen tussen de hier besproken camera's zijn extra interessant, omdat de camerafabrikanten keuzes hebben gemaakt die soms niet alleen van invloed zijn op de camera zelf, maar ook op het systeem.
/i/2002546306.jpeg?f=imagenormal)
Stabilisatie
Zo hebben Nikon en Panasonic, net als Sony, gekozen voor ibis, oftewel een gestabiliseerde sensor. Het voordeel daarvan is dat alle lenzen profiteren van stabilisatie, ook primes en oude objectieven van voor het autofocustijdperk. Sony en Panasonic bieden daarnaast een aantal lenzen aan met stabilisatie, zodat beide systemen elkaar kunnen versterken. Stabilisatie in de lens is bijvoorbeeld effectiever bij lange brandpuntsafstanden. Canon heeft er echter voor gekozen om geen stabilisatie in de camera in te bouwen, niet bij de EOS R en evenmin bij de pas aangekondigde RP. In tegenstelling tot bij de concurrenten betekent dit dat je geen stabilisatie hebt bij primes. Sony begon in 2013 ook zo, maar anno 2019 is dat toch echt een achterhaald concept. Ook bij aps-c-systeemcamera's wordt ibis inmiddels gebruikt, denk aan de Sony A6500 en de Fujifilm X-H1.
Schermen
Verder zijn er verschillende keuzes gemaakt voor het body-ontwerp. Zo hebben Canon, Nikon en Panasonic gekozen voor een top-lcd. Dat is in veel situaties handig, omdat je dan je instellingen kunt zien zonder op het scherm of in de zoeker te kijken. Ook zie je hoe vol de accu is zonder de camera te hoeven aanzetten, behalve bij Nikon, want dat gebruikt een monochroom oledscherm. Sony heeft geen scherm aan de bovenkant, want daar is geen plaats voor. In plaats daarvan is gekozen voor een compactere body.
Alle camera's hebben een aanraakgevoelig scherm, waarmee je het menu kunt bedienen, maar ook het focuspunt kunt bepalen. Bij de Sony is het scherm wel aanraakgevoelig, maar werkt het vreemdgenoeg niet samen met het menu. Alle schermen zijn kantelbaar, maar alleen het scherm van Canon is uitklapbaar. Dat maakt de camera net een stukje flexibeler. Vooral voor video is dat handig, doordat je vanuit alle hoeken kunt zien wat je opneemt en wat de instellingen zijn. Het is jammer dat we die functionaliteit niet bij de andere camera's zien, met name bij Panasonic, waarvan de GH5 dat ook heeft.
Geheugenkaarten en -slots
Alle camera's ondersteunen sd-kaarten, met uitzondering van de Nikon Z6 (en Z7). Nikon heeft exclusief voor de xqd-standaard gekozen. Vanuit professioneel oogpunt is dat te begrijpen, maar voor de Z6 is die keuze wat ongelukkig. In dit prijssegment is sd de standaard. Overstappers kunnen hun bestaande kaarten niet meer gebruiken en moeten de veel duurdere xqd-kaarten gaan kopen, die ook veel minder breed verkrijgbaar zijn. Aangezien dit geen standaardformaat is, heb je ook een adapter of kabel nodig om bestanden over te zetten. Het is daardoor extra jammer dat niet in een tweede kaartslot is voorzien, want dan had de consument de keus gehad: sd of xqd. Dat is de methode waarvoor Panasonic heeft gekozen. Sony gaat uit van twee sd-slots en Canon biedt, net als Nikon, slechts één slot, maar dan wel op basis van het gangbare sd-formaat.
Overige verschillen
Een resolutie van 24 megapixel is vrij gebruikelijk in het instapsegment van fullframecamera's. Het is dan ook niet verwonderlijk dat alle camera's voor hun instapmodel een sensor met een dergelijke resolutie hebben gekozen en in hun topmodel een exemplaar met 42 tot 47 megapixel. Ook hier is Canon weer de uitzondering. Het gebruikt in de EOS R de sensor van de 5D Mark IV en in de RP de 26-megapixelsensor van de 6D Mark II. Op dit moment heeft Canon nog geen professionele fullframe-systeemcamera met een hogere resolutie, maar die zal ongetwijfeld volgen. Wat video betreft wijkt de EOS R overigens ook wat af van de rest: er wordt een ~1,5x crop gebruikt, wat overeenkomt met het Super35-formaat. Dit is een gebruikelijk videoformaat, maar in tegenstelling tot alle concurrenten kan de Canon dus niet in fullframe filmen en biedt deze ook niet dezelfde scherptediepte. Dat betekent bovendien dat er een flinke hap uit het beeld wordt genomen, wat vooral voor groothoeklenzen nadelig is. Om te filmen kun je daardoor soms beter aps-c-lenzen gebruiken.
Autofocus
Verder verschilt de techniek voor autofocus en tracking. Sony en Nikon gebruiken hiervoor geïntegreerde fotodiodes op de sensor voor fasedetectie: Nikon 273 en Sony 693 stuks. Canon en Panasonic wijken wat af van de regel. Canon gebruikt dualpixel-af, waarbij er per pixel een linker- en rechterkant is waarmee de pixel verschillen te bepalen. Panasonic gebruikt een andere techniek: depth-by-defocus. Dit werkt op basis van contrastdetectie met 255 punten en is in de praktijk wat langzamer.
Sony en Panasonic bieden oogautofocus, waarbij de scherpstelling focust op de ogen. Dit is vooral bij portretfotografie ideaal. Het werkt eveneens bij bewegende onderwerpen, maar niet bij snelle actie. Bij Panasonic werkt het ook bij dieren en bij Sony doet het dat binnenkort, na een firmware-update. Canon gebruikt voornamelijk gezichtsherkenning - oogautofocus is wel aanwezig, maar werkt alleen in single shot. Bij Nikon ontbreekt deze feature helemaal, maar de fabrikant heeft beloofd dit via een update toe te voegen.
En verder
Verder valt op dat de Nikon 24-70mm collapsible is en daardoor in de uitstand minder ruimte in beslag neemt. We zagen eerder dergelijke lenzen bij Nikon en andere fabrikanten, maar nog niet bij fullframecamera's. Ten tijde van de test waren de Canon EOS R en Nikon Z6 niet als losse body te koop, maar alleen met een adapter of kitlens.
Merk en productserie |
Sony A |
Panasonic Lumix S |
Nikon |
Canon EOS |
Type |
A7 III |
S1 |
Z6 + FTZ adapter |
R + RF-EF adapter |
|
:fill(white)/i/2001871349.jpeg?f=thumbmini) |
:fill(white)/i/2002484268.jpeg?f=thumbmini) |
:fill(white)/i/2002172465.jpeg?f=thumbmini) |
:fill(white)/i/2002211651.jpeg?f=thumbmini) |
Prijs en waardering |
Prijs |
€ 1.501,- |
€ 1.699,- |
€ 1.772,31 |
Onbekend |
Eerste prijsvermelding |
Dinsdag 6 maart 2018 |
Zaterdag 2 februari 2019 |
Vrijdag 24 augustus 2018 |
Dinsdag 18 september 2018 |
Waardering |
5 van 5 sterren
|
4.5 van 5 sterren
|
4.5 van 5 sterren
|
4.5 van 5 sterren
|
Mount |
Mount |
Sony E |
Leica L |
Nikon Z |
Canon RF |
Sensor |
Cameraresolutie |
24,2MP |
24,2MP |
24,5MP |
30,3MP |
Sensortype |
Back-illuminated cmos |
Cmos |
Cmos |
Cmos |
Sensorformaat |
35mm (fullframe) |
35mm (fullframe) |
35mm (fullframe) |
35mm (fullframe) |
Cropfactor |
1.0x |
1.0x |
1.0x |
1.0x |
Max. beelden/sec |
10fps |
9fps |
12fps |
8fps |
Belichting |
Minimale iso |
100 |
100 |
100 |
100 |
Maximale iso |
204.800 |
204.800 |
51.200 |
102.400 |
Langste sluitertijd |
30s |
30s |
30s |
30s |
Kortste sluitertijd
(mechanische sluiter)
|
1/8000 sec. |
1/8000 sec. |
1/8000 sec. |
1/8000 sec. |
Focus |
Aantal autofocuspunten |
693 |
225 |
273 |
5.565 |
Video |
Videoresoluties + max. fps |
2160p (4k) 30fps 1080p 30fps
|
2160p (4k) 60fps 1080p 180fps |
2160p (4k) 30fps 1080p 120fps
|
2160p (4k) 30fps 1080p 120fps |
Bestandsformaat video |
Avchd (.mts), mp4 |
Avchd (.mts), mp4 |
Mov, mp4 |
Mov, mp4 |
Scherm |
Schermdiagonaal |
2,95" |
3,2" |
3,2" |
3,15" |
Touchscreentechniek |
Capacitief |
Capacitief |
Capacitief |
Capacitief |
Zoeker |
Zoeker |
Electronisch (evf) |
Electronisch (evf) |
Electronisch (evf) |
Electronisch (evf) |
Zoeker vergroting |
0,78x |
0,78x |
0,80x |
0,78x |
Opslag |
Geheugenkaart (camera) |
Memorystick pro duo, Memorystick pro hg duo, sd, sdhc, sdxc |
Sd, sdhc, sdxc, xqd |
CFexpress, xqd |
Sd, sdhc, sdxc |
Aantal opslagkaarten |
2x |
2x |
1x |
1x |
Aansluitingen |
Verbinding (extern) |
Audio (3,5mm), hdmi micro, usb 3.1 (gen1, type-c, 5Gbit/s) |
Hdmi, usb 3.1 (gen1, type-c, 5Gbit/s) |
Hdmi mini, usb 3.1 (gen1, type-c, 5Gbit/s) |
Hdmi mini, usb 3.1 (gen1, type-c, 5Gbit/s) |
Microfoonaansluiting |
Jackplug 3,5mm |
Jackplug 3,5mm |
Jackplug 3,5mm |
Jackplug 3,5mm |
Verbindingen |
Gps |
Nee |
Nee |
Optioneel |
Optioneel |
Verbinding (wlan) |
802.11b, 802.11g, 802.11n (Wi-Fi 4) |
802.11a, 802.11ac (Wi-Fi 5), 802.11b, 802.11g, 802.11n (Wi-Fi 4) |
802.11a, 802.11ac (Wi-Fi 5), 802.11b, 802.11g, 802.11n (Wi-Fi 4) |
802.11b, 802.11g, 802.11n (Wi-Fi 4) |
Verbinding (bluetooth) |
Bluetooth 4.1 |
Bluetooth 4.2 |
Bluetooth 4.2 |
Bluetooth 4.1 |
Afmetingen |
Hoogte body |
95,6mm |
110mm |
100,5mm |
98,3mm |
Breedte body |
126,9mm |
148,9mm |
134mm |
135,8mm |
Diepte body |
73,7mm |
96,7mm |
67mm |
84,4mm |
Gewicht en kleur |
Gewicht body |
650g |
899g |
675g |
660g |
Kleur body |
Zwart |
Zwart |
Zwart |
Zwart |
Bijzonderheden |
Onze selectie
Canon EOS RP
De onlangs aangekondigde Canon EOS RP wordt op de markt gebracht voor 1520 euro, een scherpe prijs voor een nieuwe fullframecamera. Van binnen bevat de camera de onderdelen van de 6D Mark II-dslr, zoals de 26-megapixelsensor. Hij stelt scherp met dualpixel-af, met uitzondering van de 4k- videostand (in 1080p wel). De oled-evf heeft een lagere resolutie dan de EOS R en hij gebruikt de kleine LP-E17, waardoor de accuduur uitkomt op 210 tot 250 foto's. Bovenal is de body bijzonder compact en is de uitklappende lcd behouden. Er zijn op dit moment vrijwel geen betaalbare lenzen, zoals een compacte kitlens of pancake. Canon lijkt ervan uit te gaan dat mensen hun EF-lenzen blijven gebruiken met de meegeleverde adapter.
Voor deze round-up zijn we uitgegaan van fullframe-systeemcamera's met een bodyprijs van circa 2000 tot 2500 euro. De Canon EOS R, Nikon Z6, Panasonic S1 en Sony A7 III vallen in dat prijssegment en zijn onderling concurrerend. Op Canon na hebben alle genoemde fabrikanten ook een model erboven, respectievelijk de Z7, S1R en A7R III. Dat duurdere model onderscheidt zich onder andere met een andere sensor met een zeer hoge resolutie. Canon heeft tot nu toe de omgekeerde strategie bewandeld. In plaats van een model erboven heeft het onlangs een lager gepositioneerd model uitgebracht: de EOS RP (zie kader). Ongetwijfeld volgt op een later moment nog een high-end model, want de meeste Canon-objectieven zijn juist gericht op professionals. We hebben dus bewust de EOS R niet ingeruild voor de RP, omdat anders de vergelijking wat scheef zou worden wat features, prestaties en prijs betreft.
Voor de vergelijking hebben we de camera's in verschillende situaties op de proef gesteld. Behalve op de verschillen in specificaties hebben we gelet op de grip, knoppen en bediening, kwaliteit van de zoeker, autofocus, videomogelijkheden, beschikbare lenzen en natuurlijk de beeldkwaliteit.
Body, zoeker en ergonomie
Het is interessant om te zien dat de vier camerafabrikanten compleet andere uitgangspunten hebben gekozen voor hun ontwerp. Zo kiest Sony duidelijk voor compact, wat resulteert in een iets minder fijne grip en kleinere knoppen. Dat zal niet iedereen aanspreken, mede afhankelijk van persoonlijke voorkeur en de grootte van de handen. Overigens vinden wij de Sony ook met grote handen prima te bedienen, maar je pink bungelt er dan wel onder. Vooral bij grotere lenzen valt de kleine body op en voelt de combinatie minder prettig aan. Bij telelenzen kan een grip uitkomst bieden. Ondanks de kleine body is de Sony voorzien van een joystick, programmawiel, belichtingscompensatiewiel en nog een draaiwieltje achterop. De knopjes zijn aan de kleine kant, maar best talrijk; naast een menu-, af-on-, ael-, Fn- en afpeelknop zijn er vier knoppen rondom de dpad én nog vier knoppen waaraan je zelf functies kunt toekennen.
Panasonic gaat juist voor een fors dslr-achtig ontwerp, wat resulteert in een uit de kluiten gewassen camera die alles behalve licht is. Dat valt extra op naast de relatief compacte camera's van Sony, Canon en Nikon. Voor dslr-bezitters zal dit vertrouwd aanvoelen, maar voor wie een systeemcamera wil omdat die kleiner en lichter is, is dit waarschijnlijk een afknapper. De Panasonic is met bijna 900g ook uitzonderlijk zwaar voor een systeemcamera, zelfs zwaarder dan een Canon 5D IV-dslr (890g) en bijna net zo zwaar als een Nikon D850 (915g). De Canon EOS R, Nikon Z6 en Sony A7 III zijn met respectievelijk 660, 650 en 675g een flink stuk lichter en dat is in veel gevallen een voordeel.
Misschien speelde bij de ontwikkeling mee dat Panasonic voldoende ruimte wilde hebben voor de sensorstabilisatie en voor het mogelijk maken van 4k30 en 4k60 zonder oververhitting. Dat gaat met een grote body wat makkelijker dan met een kleine, waarbij de hardware dichter op elkaar zit. Ook wat knoppen en draaiwielen betreft, is de S1 prettig in gebruik. Via diverse schakelaars kun je snel de focusmodus en de continustand wijzigen. Die laatste zit bijvoorbeeld onder het programmawiel, waardoor hij weinig extra ruimte in beslag neemt. Wat we wel een vreemde ontwerpkeuze vinden, is de positie van de aan-uitschakelaar. Deze zit in het midden aan de bovenkant, naast het monochrome scherm. Dat is een onhandige positie, omdat je die met je wijsvinger niet of nauwelijks kunt bereiken. Het kan wel als je de camera voor of na gebruik aanzet, dus als je hem nog niet stevig vasthebt. Dat aan- en uitzetten is bij een systeemcamera handig, omdat de evf en lcd achterop altijd stroom gebruiken, ook als je even niet actief fotografeert. Ook de aan-uitknop van de Canon is wat ongelukkig geplaatst, maar niet zo onhandig als bij de Panasonic. Deze zit aan de linkerkant van de body, waardoor je twee handen nodig hebt om de camera aan en uit te zetten.
Wat ergonomie en bodyontwerp betreft, zitten Canon en Nikon tussen Sony en Panasonic in. Beide kiezen voor een vrij compact ontwerp, maar wel een forse grip. Dat laatste heeft als voordeel dat de camera's goed in de hand liggen, de Nikon nog net iets beter dan de Canon. Die vinden we dan ook de fijnste van de vier. Ook het knoppenspel van de Nikon is zoals je dat zou verwachten, waardoor dslr-bezitters bijna moeiteloos kunnen overstappen. Er is voorzien in een draaiwiel voor de programmastand, een aan-uitknop rondom de ontspanknop en een monochroom oledscherm aan de bovenkant. Het programmawiel heeft een lock, die je moet indrukken als je van stand wilt wisselen. Het was nog mooier geweest als het vastzetten optioneel was geweest, bijvoorbeeld met een kliksysteem. Dat geldt overigens ook voor de Panasonic. Het oledscherm van Nikon is fraai, maar de resolutie is wat laag en het is een nadeel dat het scherm leeg is als de camera uitstaat. Dit is in tegenstelling tot het wat ouderwetse dotmatrix-topscherm van de Nikon en het 'inverted' topscherm, wit op zwart, van de Canon. Die houden de laatste staat vast, zodat je ook als de camera uitstaat, kunt zien in welke modus hij staat en hoe vol de accu is.
Van de vier heeft Canon gekozen voor een wat minder rijk uitgeruste body. Zo missen we daar een draaiwiel aan de achterkant en is er ook geen joystick. De drie andere camera's hebben dat allemaal wel. Vooral de joystick missen we, zeker omdat deze wel op een 5D zit. Met zo'n joystick kun je makkelijk de autofocuspunten verplaatsen of door het menu bladeren. Dat kan natuurlijk ook via het scherm, maar dat is niet in alle gevallen de handigste methode. Op de plaats waar anders de joystick had gezeten, vinden we een aanraakgevoelige schuifknop: de touchbar. Hiermee kun je wisselen van zelfgekozen functie door met je duim te schuiven. Dit is weliswaar innovatief, maar niet praktisch; we hadden liever een joystick gezien.
Op de nieuwe RF-lenzen zit trouwens een extra draairing die optioneel ook kan worden gebruikt om instellingen aan te passen. Dat kunnen we wél waarderen, vooral omdat de ruimte op de lens daardoor goed wordt benut. De ring klikt bovendien, zodat je gewaarschuwd wordt als je dit per ongeluk doet. Ook met de pasm-knop, een draaiwiel bovenop waarmee je snel van stand kunt wisselen, is Canon wat eigenzinnig. Er is geen draaiwiel, maar je wisselt bijvoorbeeld tussen de p- en de m-stand door eerst op de mode-knop te drukken en vervolgens via het draaiwiel de modus te kiezen. Dat kan alleen als de camera aanstaat. Wat ons betreft is dit eerder een nadeel dan een voordeel.
Zoeker
Logischerwijs hebben alle vier fullframe-systeemcamera's een evf in plaats van een optische zoeker. Je kijkt dus naar een klein oledschermpje. De resolutie van de Sony is het laagst, met 2,4 miljoen dots (Mdot). Die van Canon en Nikon is hoger met 3,7Mdot en de zoekers zijn mede daardoor merkbaar prettiger in gebruik. Bij de Sony is al snel een moirépatroon zichtbaar, waardoor het beeld minder details toont. Er valt prima mee te werken, maar het verschil met de Canon en Nikon valt op. Van de laatste twee vinden we de zoeker van de Nikon een fractie scherper. Toch gooit de Panasonic de hoogste ogen, wat vooral te danken is aan de zeer hoge resolutie van 5,7Mdot. Je moet er iets langer naar kijken om het verschil te zien, maar deze nieuwe zoeker toont net wat meer details en scherpte dan de andere exemplaren.
Bediening en menu's
Het menu van een camera vormt een vast onderdeel van de bediening, maar is meestal niet de snelste manier. Gelukkig kun je in veel gevallen om het menu heen werken, dankzij speciale functieknoppen en het snel kunnen oproepen van een functiemenu waarin de meest gebruikte instellingen staan. Soms ontkom je er echter niet aan, bijvoorbeeld als je de videoresolutie of de functie van een bepaalde knop wilt veranderen. Hoe snel je dan je weg vindt, is afhankelijk van de menustructuur. Vaak worden zaken gerubriceerd, zoals een apart menu voor de video-instellingen.
Een korte demonstratie van de verschillende menusystemen
Menu
Sony doet daar overduidelijk niet aan mee en gooit vrijwel alle functies in twee identiek ogende hoofdmenu's, die ieder weer een veelvoud aan tabbladen bevatten. De logica achter de opzet ontgaat ons, want de functies lijken enigszins door de menu's verspreid te zitten. Bovendien zijn er nog vier andere hoofdmenu's en is er zelfs plek voor een vijfde, maar die bevatten weer weinig functies, waardoor je die nauwelijks gebruikt. Sony heeft de menu's sinds de derde iteratie van zijn A7-serie wel wat verbeterd, maar de opzet is nog steeds verre van ideaal. Dat heeft als gevolg dat je minutenlang naar een bepaalde functie moet zoeken. Dit gebrek is min of meer te compenseren door bepaalde menu's onder te brengen in het custom-menu, te herkennen aan het sterretje. Ook het Fn-functiemenu kan helemaal worden aangepast. Bovendien kun je een veelvoud van knoppen programmeren en zo de camera optimaliseren. Dat voorkomt alleen niet dat je soms door het menu moet bladeren.
De andere fabrikanten hebben dit beter voor elkaar. Panasonic gebruikt een uitgebreidere versie van het GH5-menu, dat nu een extra laag met symbolen heeft gekregen. Er zijn vijf hoofdmenu's met daarbinnen maximaal negen submenu's, die duidelijk met symbolen zijn aangegeven. Het hoofdmenu is bovendien onderverdeeld in een foto- en een videomenu, en algemene opties zoals autofocus zijn te vinden in een instellingenmenu. Er zijn zoveel opties dat je ook in dit geval soms even moet zoeken, maar dankzij de rubricering weet je in ieder geval waar je moet beginnen.
Canon en Nikon hebben gekozen voor hun vertrouwde dslr-menu's, die over het algemeen al vrij goed in elkaar zitten. Nikon maakt ook een onderscheid tussen de foto- en de video-opties en de algemene instellingen. Canon doet dit ook, maar op een andere manier. Standaard zijn er zes menu's, waarvan één My Menu met eigen favorieten, een menu met algemene instellingen, een voor 'custom'-opties met eigen voorkeuren en daarnaast menu's voor de fotofuncties, de autofocus en het afspelen. Als je video-instellingen wilt wijzigen, zoals de resolutie of de framerate, moet je eerst overschakelen naar de videomodus. Dat gaat wat omslachtig; je moet eerst op de mode-knop drukken, dan op de info-knop en vervolgens op de programmastand, zoals M. De Canon 5D III en IV hebben een schuifje rondom een start-stopvideoknop, wat een stuk gebruiksvriendelijker is en vooral sneller werkt. Los daarvan is het Canon-menu vrij overzichtelijk en voelt het voor bestaande gebruikers vertrouwd aan. Dat geldt eveneens voor het Nikon menu, waarvan we de rubricering prima vinden.
Bediening in de praktijk
Een aantal zaken die in de praktijk opvielen, hebben we al kort genoemd bij de specificaties en onderlinge verschillen. Zo missen we op de Canon EOS R de joystick, waarmee alle concurrenten wel zijn uitgerust. De touch-af-knop vinden we geen aanwinst. Een aanraakgevoelige knop waarmee je door te swipen je instellingen kunt veranderen, klinkt leuk, maar vonden we in de praktijk onhandig. Het swipen gaat traag en voelt minder intuïtief aan. Het ontbreken van het pasm-wiel vinden we ook onhandig, evenals de positie van de aan-uitknop. De M.Fn-knop vinden we wel erg handig. Daarmee kun je met behulp van het ene draaiwiel door vijf functies scrollen en die met het andere draaiwiel direct aanpassen. De knop is bovendien programmeerbaar. Een speciale isoknop ontbreekt vreemd genoeg, maar die functie is wel indirect via de andere knoppen op te roepen. Verder werkt de aanraakgevoelige lcd vlot en prettig, ook in het menu en voor het kiezen van een scherpstelpunt of onderwerp. Dat het scherm kantelbaar is, kan in sommige gevallen een uitkomst zijn. De EOS R heeft een enkel kaartslot. Dat is voor dit prijssegment niet onoverkomelijk, maar veel concurrenten voorzien daar wel in. Voor semiprofessioneel gebruik is een tweede kaartslot een must.
Ondanks zijn kleine body is de Sony A7 III verrassend compleet. Dat komt mede door de verschillende iteraties die Sony al achter de rug heeft. De joystick is bijvoorbeeld nieuw ten opzichte van oudere A7-camera's, evenals het aanraakgevoelige scherm. Hoewel de camera klein is, tellen we maar liefst vijf draaiwieltjes waarmee een en ander te finetunen is; de Canon heeft er slechts twee. Naast de twee standaardwieltjes rondom de ontspanknop en op duimpositie zit rond de dpad nog een wieltje en dan hebben we nog een programmawiel en een wiel voor belichtingscompensatie. Dat laatste zien we bij Fujifilm ook steevast terug, maar verder is dit niet echt standaard. De knopjes zijn wel aan de kleine kant. Het aanraakgevoelige scherm werkt goed, maar Sony staat het vreemd genoeg niet toe om daarmee door het menu te bladeren. De A7 III is voorzien van twee kaartslots, beide sd, waarmee Sony gehoor heeft gegeven aan de kritiek van gebruikers.
De Z6 ligt prettig in de hand en vormt een goed compromis tussen een compacte body en een aangename grip. Hij is groter dan de A7 III, maar nog steeds erg compact. De knoppenindeling is logisch en komt redelijk overeen met die van Nikon-dslr's; alleen het rijtje knoppen aan de linkerkant van het scherm ontbreekt. Er is een joystick, het scherm is aanraakgevoelig en responsief, en via de i-knop kom je in het snelmenu, dat de belangrijkste functies omvat. Achterop missen we wel een extra draaiwieltje, waarin de Sony en Panasonic wel voorzien.
Er is een schakelknop voor het schakelen tussen foto- en videomodus, die we kennen van de recente Nikon-dslr's. Op een dslr is zo'n schakelknop tussen foto's en video's logisch, aangezien de spiegel moet opklappen. Voor een systeemcamera's is dat minder logisch, want er is immers al een specifieke videoknop boven op de camera. Als je die indrukt terwijl je in de fotomodus zit, gebeurt er niets. Je moet dan eerst de knop aan de achterkant omzetten en alsnog op de videoknop bovenop drukken. Andersom gaat het ook zo: als je per ongeluk een foto maakt terwijl je in de videomodus zit, hoor je niets. Er wordt wel een foto gemaakt, maar dan in de resolutie van de videomodus, dus met 2 of 8 megapixel in 16:9-formaat. Bij andere camera's werkt de videoknop ook gewoon in de fotostand en kun je daardoor sneller schakelen.
Zo'n schakelknop heeft echter ook een voordeel. Je kunt verschillende instellingen gebruiken voor de foto- en videomodus en blindelings naar de andere modus overgaan. Dat is handig, want tijdens sport wil je bijvoorbeeld korte sluitertijden, terwijl je als je in 4k30 filmt, het beste met een sluitertijd van een 1/60e kunt werken. Er valt dus aan te wennen. Een concreet minpunt vinden we het gebruik van xqd-geheugen en een enkel kaartslot. En dan vooral die combinatie, want sd kun je op iedere straathoek kopen, maar voor xqd moet je goed zoeken en ben je beduidend meer geld kwijt. Met twee kaartslots, xqd en sd, had de consument de keus gehad en extra functionaliteit, zoals een back-up of gescheiden bestanden.
Dankzij zijn omvang heeft de Panasonic S1 veel ruimte voor knoppen en draaiwieltjes. Die zien we dan ook in groten getale terug, ook in de vorm van schuifjes en programmeerbare knoppen. Dat maakt de camera prettig bedienbaar, doordat je letterlijk vlot kunt schakelen. Zo zit er op duimpositie een knop om snel de scherpstelmethode te wijzigen met daarboven een schuifje om dat scherpstellen enkel, continu of handmatig te doen. Een soortgelijk schuifje vinden we onder de programmaknop. Hiermee kun je snel overgaan van een enkel beeld naar meer beelden per seconde, de zelfontspanner en de Panasonic 6k-fotofunctie, waarbij hij dertig foto's van 18 megapixel in een seconde produceert.
Vrijwel alle essentiële functies zijn via speciale knoppen te vinden en dat werkt in de praktijk erg prettig. Los van de onhandige aan-uitknop vinden we de positie van de video-opnameknop echter ook wat ongelukkig. Verder viel ons op dat de ontspanknop extreem gevoelig is. Dat resulteerde regelmatig in onbedoelde foto's, terwijl we alleen wilden scherpstellen. Ook vinden we de positionering van de rode stip om objectieven te monteren vrij bijzonder. In tegenstelling tot bij de meeste camera's zit deze onderaan de lensmount. In de praktijk moeten we tijdens een fotoshoot of opdracht regelmatig lenzen wisselen, soms tijdens het lopen. De camera hangt dan om je nek, waardoor je geen zicht hebt op de onderkant. Het is wel prettig dat de S1 is voorzien van twee geheugenslots: sd en xqd. Als gebruiker heb je daardoor de keus, in tegenstelling tot bij alle andere camera's in deze vergelijking. De knoppen van de camera geven licht in het donker, zodat je ze ook bij astrofotografie gemakkelijk kunt vinden.
Lenzen en lensaanbod
'Lenzen zijn belangrijker dan de camera' wordt vaak gezegd en daar zit wat in. Een camera is na een paar jaar gedateerd, maar lenzen gaan veel langer mee en zijn daardoor op lange termijn een betere investering. Ook heeft een lens een grote invloed op de beeldkwaliteit en indirecte zaken die daaraan bijdragen, zoals lichtsterkte en scherptediepte. Aangezien de camerafabrikanten hebben gekozen voor een nieuwe lensmount en een afwijkende afstand van de lens tot de sensor, moeten er nieuwe lenzen worden ontwikkeld. Sony is daarmee al in 2013 begonnen en heeft dus een flinke voorsprong. Toch is het aanbod nog lang niet zo groot als bij dslr's, en hebben Canon en Nikon een troef in handen door de losse body's met adapter te leveren, waardoor je je oude lenzen kunt blijven gebruiken. Mits je al fullframelenzen had natuurlijk, want het heeft weinig zin om aps-c-lenzen op een fullframebody te gebruiken. Maar ook EF- en F-mount lenzen zijn niet ideaal, want ze zijn inclusief adapter doorgaans langer dan strikt noodzakelijk. Bovendien bieden een nieuwe, grote lensmount en de korte- of langeafstand de mogelijkheid om nieuwe objectieven met een hogere optische kwaliteit te ontwerpen. Kwaliteit is echter één ding, want de consument is ook gebaat bij betaalbaarheid en een allround aanbod. Dat begint al bij de kitlens.
/i/2002546242.jpeg?f=imagenormal)
De camera's met hun 50mm-lenzen. Canon, Nikon en Panasonic hebben slechts één 50mm-lens uitgebracht, dus daar moesten we het mee doen. Er zit wel verschil in lichtsterkte: Nikon heeft een f/1.8, Panasonic een f/1.4 en Canon een f/1.2. Waar mogelijk zijn dezelfde waarden gebruik of juist de grootste lensopening. De Sony 50mm f/1.8 was niet beschikbaar, waardoor we de 55 f/1.8 hebben gebruikt, die qua optiek ook beter in deze vergelijking past. Verder hebben we de standaardzoom gebruikt - de 24-70 f/4 bij Nikon en de 24-105 f/4 bij de andere camera's.
Sony
Net als nu bij de concurrenten waren er bij Sony in het begin maar weinig lenzen beschikbaar. Intussen is het aanbod flink uitgebreid en dat is alleen maar versneld toen de A7-camera's steeds populairder werden. Ook Sigma, Samyang en Tamron maken inmiddels lenzen voor de FE-mount. In de Pricewatch tellen we er momenteel 46, waarvan 26 van Sony, 8 van Sigma, 11 van Samyang en 1 van Tamron. Daar komt bij dat er diverse adapters beschikbaar zijn waarmee met name Canon-lenzen best goed functioneren op een A7.
Sony heeft in relatief korte tijd een aantal indrukwekkende lenzen uitgebracht, met name de GM-serie, maar daar moeten we wel een kanttekening bij plaatsen; lichtsterke zooms zijn prijzig. De f/4-lenzen zijn nog relatief betaalbaar, hoewel meestal duurder dan dslr-equivalenten, maar de f/2.8-zooms hebben pittige prijzen. De vele lichtsterke primes maken dat voor een deel goed. Er is een mooi aanbod, de optische prestaties zijn prima en meestal zijn de primes ook nog redelijk compact. Niet iedereen wil echter met vaste brandpuntsafstanden werken; de meeste consumenten zijn gewend aan zooms. De 28-70mm f/3.5-5.6-kitlens uit 2013 is compact en betaalbaar, maar wie overstapt naar een fullframecamera kan beter kiezen voor een lichtsterkere prime- of zoomlens. De 24-105 f/4 is een beduidend betere lens om mee te beginnen.
Al met al is Sony wat ons betreft de overduidelijke winnaar als het om lenzen gaat. In de meeste soorten lenzen is voorzien, er komt steeds meer aanbod van derden en voor het overige zijn er adapters. Het is de vraag hoe lang het duurt voordat de concurrentie hierbij in de buurt komt.
Canon
Canon is in ieder geval goed op weg, want naast de vier nu beschikbare lenzen zijn er nog zes aangekondigd, waarmee het totaal op tien uitkomt. Daar zitten bovendien een paar optische juweeltjes tussen, zoals de RF 28-70 f/2L en de 50mm f/1.2L. Waar Nikon echter heeft gekozen voor compacte, relatief betaalbare lenzen, heeft Canon juist de professional op het oog, wat resulteert in fraaie L-lenzen, die wel vrij groot en duur zijn. Ze passen eerlijk gezegd niet echt bij de huidige EOS R, laat staan de goedkopere RP, maar meer bij een nog te verschijnen professionele body.
Van de eerste vier lenzen waren er maar liefst drie een L-lens. Naast de eerder genoemde lenzen gaat het om de 24-105 f4, die een mooie, relatief compacte standaardzoom is. De enige non-L is een 35mm f/1.8 IS-macro. Later dit jaar verschijnen nog de RF 70-200mm f/2.8L IS, RF 85mm f/1.2L, 15-35mm f/2.8L IS, 24-70mm f/2.8L IS en een 24-240mm f/4-6.3 IS-superzoom. De prijzen daarvan zijn nog niet bekendgemaakt. Met de Canon EF-adapters - er zijn drie varianten - hebben we eerder in positieve zin kennisgemaakt. De EF-lenzen werken er prima mee samen. Sommige nieuw ontwikkelde RF-lenzen, zoals de 24-105mm f/4 zijn een stukje compacter dan hun EF-equivalenten.
Nikon
Nikon is begonnen met drie lenzen en richtte zich daarbij vooral op draagbaarheid. Zo is de 24-70mm f/4 momenteel de standaardzoom en zijn er verder nog een 35mm 1.8 en 50mm 1.8. Verder is er vanaf de start nog een superlichtsterke 58mm f/0.95 aangekondigd, maar die wordt erg groot en duur, en heeft geen autofocusmotor. Later dit jaar worden de volgende lenzen verwacht: een 20mm 1.8, 85mm 1.8, 24-70 2.8, 70-200 2.8 en een 14-30 f4. Daarmee heeft Nikon een redelijk begin gemaakt, maar op het moment van schrijven loopt het wel wat achterop.
De 24-70mm /f4-standaardzoom is wel bijzonder compact en is daardoor samen met de Z6 een lichter en kleiner alternatief voor een dslr. Het valt ook te waarderen dat Nikon het heeft aangedurfd om deze zoomlens te voorzien van een uitschuifmechanisme. Dat heeft als nadeel dat je hem moet uitschuiven voor gebruik, maar het voordeel is dat hij beduidend minder ruimte inneemt in een tas. De 24-70mm is slechts een fractie groter dan de 35mm en 50mm f/1.8 en dat is een knappe prestatie. Een f/2.8-variant is dus onderweg en we zijn benieuwd hoe die eruit gaat zien. Wel missen we momenteel nog een 24-105mm f/4 in het portfolio; alle andere camerafabrikanten bieden deze wel. Het huidige glas biedt goede prijs-prestatieverhoudingen, maar is erg standaard. Er zijn meer lichtsterke lenzen nodig, zoals f/1.2- en f/1.4-primes en f/2.8-zooms. Er is een adapter en die werkt goed, maar alleen met AF-S-lenzen.
Panasonic
Net als Nikon heeft Panasonic momenteel slechts drie lenzen beschikbaar. De eerder uitgebrachte Leica L-lenzen kunnen natuurlijk ook op de S1 en S1R gebruikt worden, maar deze zijn bijzonder aan de prijs. Sigma heeft wel onlangs aangekondigd dat het elf primes uit de Art-serie gaat uitbrengen voor de L-mount. Daarnaast komt er een adapter, de MC21, waarmee ook Sigma-lenzen met Canon EF-vatting op de L-mount te gebruiken zijn. Waarschijnlijk geldt dat ook voor reguliere Canon-lenzen, net zoals bij de MC11-adapter voor Sony. Dat biedt in ieder geval de nodige flexibiliteit tijdens de overgangsperiode, waarin het lensaanbod mager is, al blijven native lenzen prettiger.
Hoewel de drie Panasonic-lenzen, een 24-105 /f4, 70-200 f/4 en 50mm f/1.4, wat brandpuntsafstand betreft interessant zijn, zijn ze ook schreeuwend duur. De 50mm f/1.4 is een juweel van een lens, maar wij vragen ons hardop af wie 2500 euro over heeft voor die brandpuntsafstand en lichtsterkte. Er is dus serieus werk aan de winkel om het lensaanbod uit te breiden én om met een roadmap te komen, zodat potentiële kopers een idee hebben waar het heengaat.
/i/2002546244.jpeg?f=imagenormal)
Autofocus
We kunnen geen van deze camera's sloom noemen, maar er zijn zeker verschillen. We hebben meermaals tests uitgevoerd met lopende mensen, mensen die recht op de camera af rennen en praktijkfoto's tijdens een voetbalwedstrijd. Daarnaast hebben we in de Tweakers-huiskamer een Duplo-treinset opgebouwd en de vier camera's op een videostatief gemonteerd met de bedoeling het rondrijdende treintje te volgen. Slechts twee camera's konden dat goed: de Sony en de Canon. De Panasonic en de Nikon verloren de trein halverwege uit het oog.
/i/2002546248.jpeg?f=imagenormal)
Ogen en gezichten
We merkten dat de camera's over het algemeen goed op gezichten reageren. Een gezicht is over het algemeen makkelijk herkenbaar, dankzij ogen, neus en mond. Met name de Canon, Sony en Panasonic deden dit goed; de Nikon presteerde merkbaar minder. Nikon biedt op dit moment helemaal geen ondersteuning voor oogautofocus, wat een gemiste kans is. Tijdens onze tests liet Nikon wel doorschemeren dat deze functie in de nabije toekomst wordt toegevoegd door middel van een firmware-update. Vorige week werd hiervan een demonstratie gegeven op de CP+-fotobeurs in Japan. We waren daar niet bij en kunnen dit voor onze test dus niet meenemen. Ook Sony komt binnenkort overigens met een firmware-update waarmee oogautofocus verder wordt geïntegreerd in het hele autofocussysteem. Nu moet je nog een speciale knop indrukken om het te activeren, maar in de toekomst gaat dit automatisch. Het werkt dan ook met huisdieren, wat Panasonic nu al ondersteunt. Het grote voordeel van oogautofocus is dat het een enorm nuttig hulpmiddel is voor portretfotografie met beperkte scherptediepte. De ongeschreven regel is immers dat de ogen altijd scherp moeten zijn en met een f/1.2-lens is dat best een uitdaging. Vooralsnog doen Sony en Panasonic dit het best.
Tracking
Bij tracking blijft de camera continu scherpstellen en het onderwerp volgen. We hebben dit getest door vooraf op een positie te gaan staan waarbij de camera het onderwerp herkende doordat we er op het scherm op klikten, soms op basis van het gezicht, soms op basis van het hele lichaam. Vervolgens deden we een loop- en een rentest, in beide gevallen in de richting van de camera.
Bij Canon ging dat goed tot het punt waarop het onderwerp de camera tot ongeveer een meter was genaderd. Als er meer afstand werd genomen, ging dat beter, tot het moment dat het licht veranderde in tegenlicht. Tijdens de rentest kon de camera het onderwerp vanaf circa 2,5 meter niet meer bijbenen en werd het onscherp. Bij Nikon ging de looptest uitstekend, zelfs met tegenlicht, maar bij de rentest kon hij het tot circa 3 meter van de camera niet meer bijbenen en waren alle opnamen daarna onscherp. De Sony kon een wandelend onderwerp probleemloos volgen, maar verloor een rennend persoon vanaf 1,5 meter uit het oog om dat even later weer goed te maken. In eerste instantie hebben we dat gemeten zonder oogautofocus en later nog een keer met. Met die functionaliteit ingeschakeld is de camera ook met lichtsterke f/1.8-lenzen heel accuraat bij een lopend onderwerp, maar het systeem was niet snel genoeg om een rennend persoon bij te houden. Als het onderwerp tijdelijk uit beeld verdwijnt, pakt de autofocus het later weer op. We waren vooral benieuwd hoe de Panasonic op dit vlak zou presteren, aangezien deze contrastautofocus gebruikt en dit op papier slechter presteert bij tracking. In de praktijk viel dit ons erg mee. Een lopende persoon werd van begin tot eind scherp vastgelegd, zelfs met tegenlicht. Tijdens het rennen ging dit ook goed tot circa 2 meter afstand tot de camera.
Wat ons in de praktijk opviel tijdens tracking, was dat de Panasonic in de zoeker heel onrustig is. Hij is continu aan het zoeken naar contrasten: micro-hunten. Daardoor wordt het beeld enkele microseconden, zeer kort dus, onscherp. We hadden er niet concreet last van, maar het kijkt wel onrustig. De black-out was bij de Nikon, Panasonic en Sony vrij kort en daardoor prettig. Bij Canon was de black-out beduidend langer, wat het extra lastig maakt om een onderwerp te blijven volgen in de zoeker. Bij Sony is het beeld soms ook minder rustig, omdat de autofocus regelmatig overschakelt van een groep focuspunten naar een vierkant, zoals een gezicht. We waren wel het meest te spreken over de tracking van de Sony, met op enige afstand Canon, Panasonic en uiteindelijk Nikon. Bij de Panasonic viel ons op dat de tracking dus vrij goed werkt, maar dat er desondanks enkele volledig onscherpe platen tussen onze praktijkfoto's zaten. Ook werkte de Panasonic trager in situaties met slecht licht in vergelijking met de andere camera's in deze round-up.
De bovenstaande beelden zijn bedoeld als indicatie hoe de autofocuspunten worden weergegeven. De beelden zijn opgenomen met een externe recorder via hdmi. Het nadeel daarvan is dat het aanraakgevoelige scherm én de zoeker niet meer werkten, waardoor het lastig was om de autofocus nauwkeurig te bepalen.
Video
Alle camera's in deze round-up lenen zich prima voor het maken van professionele videobeelden. Ze ondersteunen 4k, output naar een externe recorder via hdmi, vlakke kleurprofielen, kantelbare schermen en verschillende framerates. In de onderstaande video zie je een korte compilatie van enkele scènes. Merk op dat er soms verschillen zitten in de uitsnede; de Canon gebruikt een flinke crop en Nikon heeft als enige van de vier geen 24-105 f/4-zoomlens.
Alle camera's in deze round-up kunnen beelden opnemen in 4k. De Panasonic S1 gaat zelfs nog een flinke stap verder door 4k60 te ondersteunen, wat het mogelijk maakt om in hoge resolutie beelden te vertragen door 60fps-opnamen op 30fps af te spelen. Overigens werkt de camera dan wel met een 1,5-crop.
De Canon EOS R heeft zelfs altijd een crop: van 1,7x. Dat is fors en het betekent dat fullframe-groothoeklenzen minder bruikbaar zijn. In de praktijk kun je voor groothoek beter EF-S-lenzen gebruiken. Voor tele kan de crop weer een voordeel zijn. Canon zelf stelt dat de camera, net als de 5D IV, met de 1,7x-crop min of meer overeenkomt met Super35, en dat dit een universele standaard is en dus in feite een voordeel. Wij zijn het daar niet mee eens, omdat je daardoor niet volwaardig gebruikmaakt van de mogelijkheden van een fullframesensor, iets wat alle concurrenten wel bieden. Je hebt minder pixels tot je beschikking en kunt ook veel minder met scherptediepte spelen. Voor Super35 4k-video kun je dan beter een aps-c kopen. In 1080p kan de camera overigens wel overweg met het volledige sensorbeeld. De andere camera's hebben op dit vlak dus een streepje voor, omdat ze ook de hele sensor gebruiken en het ruwe beeld via pixelbinning terugrekenen naar 4k. Als de Canon dit ook kon, was de EOS R een ideale camera, met zijn soepele dualpixelautofocus en kantelbare scherm. Een andere misser van Canon is dat de maximale framerate - ook in 1080p - slechts 30fps is.
Dankzij het aanraakgevoelige scherm is het kinderspel om tijdens het filmen het focuspunt te verleggen
Alle camera's hebben een kantelbaar scherm, maar de Canon is de enige waarbij het scherm ook nog eens uitklapbaar is. Dat heeft als voordeel dat je vanuit alle hoeken zicht kunt houden op de opname. Ook tijdens een video-opname is dat handig, want je hoeft dan niet per se achter de camera te staan; het kan ook ernaast. Vanzelfsprekend is het ook voor zelfopnamen zoals vlogs erg handig dat je jezelf terugziet. Je ziet dan of de compositie goed is, maar ook of de scherpstelling klopt. We vinden het dus jammer dat geen enkele andere fabrikant dit heeft aangedurfd. Het maakt een camera iets kwetsbaarder en soms ook iets dikker, maar de voordelen zijn legio. Vooral van Panasonic valt ons dit tegen, aangezien de GH-serie een populaire camera voor video is die wel hiervan is voorzien. Het scherm van de S1 kan wel opzij klappen, maar alleen aan de achterkant van de camera en niet naar de zijkant. Dit is dus hooguit interessant voor staande foto's, maar minder voor video, tenzij je rechts naast de camera staat.
Verder viel ons in de praktijk op dat de videoknop bij Panasonic op een onhandige plek zit, maar gelukkig kun je ook de ontspanknop gebruiken. Het kantelbare scherm van de Canon hangt niet zo stevig aan de behuizing en voelt daardoor wat fragiel aan. Dit kan een voordeel zijn, doordat aanrakingen op het scherm zo geen trillingen veroorzaken. Bij Canon is het knoppenspel wel erg beperkt, waardoor je voor video-instellingen al snel het menu moet induiken. Ook missen we een start-stopknop, zoals we die kennen van Canon-dslr's en waarmee je soepeltjes kunt overschakelen van de foto- naar de videomodus en vice versa. Nu moet dit door eerst op de mode-knop te drukken, vervolgens op de info-knop en dan op de programmastand. De body van de Panasonic is wel erg groot en zwaar. Voor het uit de hand filmen is dat een significant nadeel.
Dat wordt gecompenseerd door de meer dan uitstekende bewegingsstabilisatie. Van deze vier heeft de Panasonic S1 met afstand de beste stabilisatie, waardoor uit de hand filmen zeer rustige beelden oplevert. De in-body stabilisatie is goed voor 5,5 stops bewegingscompensatie, maar met geschikte objectieven loopt dit op naar 6 stops. De Nikon volgt op enige afstand, gevolgd door de Sony en uiteindelijk de Canon. Bij Canon zit de stabilisatie in de lenzen, waardoor je alleen digitale stabilisatie hebt met objectieven zonder IS. Bovendien zijn STM-lenzen aan te raden, omdat de autofocus bij USM-lenzen hoorbaar is. Het gebrek aan een gestabiliseerde sensor vinden we een gemiste kans.
Techniek
Alle camera's kunnen 4k intern opnemen op een sd- of xqd-kaart, met 4:2:0 8bit. Daarnaast is extern opnemen in alle gevallen een optie, meestal met hogere kwaliteit, zoals 4:2:2 10bit. De Sony heeft een kleine micro-hdmi-poort, terwijl de Canon en Nikon over mini-hdmi beschikken. Panasonic gebruikt als enige een full-hdmi-poort, waardoor je geen aparte kabel hoeft aan te schaffen. Momenteel kan de S1 van Panasonic intern opnemen in 4:2:0 8bit en extern met 4:2:2 10bit in 4k30. De grootste doorbraak moet nog komen, want later dit jaar verschijnt een firmware-update waarbij hij ook intern met 4:2:2 10bit kan opnemen en extern ook in 4k60. Daarnaast wordt dan een vlak kleurprofiel, v-log, toegevoegd. Dit wordt echter een betaalde update.
De Sony A7 III kan intern videobeelden wegschrijven in 4:2:0 8bit. Extern is dat 4:2:2, maar nog steeds met slechts 8bit. Ondanks een vlak s-log-kleurenprofiel ben je daardoor bij grading toch beperkter dan met camera's die dit met 10bit-kleurdiepte kunnen. Via een externe recorder kunnen de Panasonic, Canon en Nikon dat wel in 4:2:2 met 10bit. Al met al heeft de Panasonic wat ons betreft de beste papieren voor video, mede dankzij de vele opties en de uitstekende stabilisatie. Met de nieuwe firmware zullen de mogelijkheden verder toenemen, waardoor je dus zelfs de interne opslag kunt gebruiken voor 4:2:2 10bit.
Beeldkwaliteit
Wat beeldkwaliteit betreft zagen we geen schokkende zaken. Dat is niet zo gek, want de meeste sensoren worden ook in andere camera's gebruikt. Nikon en Panasonic gebruiken vermoedelijk een Sony-sensor, waarbij gespeculeerd wordt dat het bij de Panasonic om de hagelnieuwe IMX410 gaat. Canon gebruikt dezelfde 30-megapixelsensor als die in de Canon 5D IV, die in 2016 werd geïntroduceerd. Deze biedt een hogere resolutie, maar loopt wat dynamisch bereik en ruis betreft wat achter. Voor de vergelijking hebben we een statische testsituatie gecreëerd met veel en weinig licht, en voor alle camera's dezelfde instellingen. Daarnaast hebben we buiten praktijkfoto's gemaakt, waarbij de camera's op een vaste diafragmawaarde of sluitertijd zelf de overige instellingen bepaalden.
De testscene en vergrotingen van een bepaald deel daarvan, vlnr en van boven naar beneden: Canon, Nikon, Panasonic, Sony
Het is niet zo gek dat de Canon-sensor het in veel gevallen wint wat scherpte en detail betreft. De sensor biedt een hogere resolutie en toont dus ook meer details. Dat zie je bijvoorbeeld goed aan de close-up van de munten hierboven, maar ook op de andere foto's is het zichtbaar. De beelden van de Nikon Z6 zijn wat zachter, de Sony zit vlak achter Canon op detailniveau, en de resultaten van de Panasonic waren soms wat aan de donkere kant en net als die van de Nikon wat zacht.
Minder licht
Op hogere lichtgevoeligheden worden de verschillen groter, wat niet alleen aan de sensor en de beeldprocessor ligt, maar ook aan de algoritmen voor ruisonderdrukking. Op 51.200 iso konden de resultaten van de Sony en Panasonic er nog goed mee door, terwijl bij Canon en met name Nikon veel details waren verdwenen. De Nikon vertoont wel beduidend minder ruis en daardoor schonere beelden, maar dus ten koste van de detaillering. Bij de Panasonic, Nikon en met name de Canon was op dat niveau soms ook sprake van een paarszweem. Ook lopen de schaduwen vrij snel dicht bij deze drie, terwijl dat bij de Sony meevalt.
Close-ups met een vergelijking van de beelden op iso 51.200
JPEG en RAW
We hebben alle testbeelden, binnen én buiten, zowel in jpeg als raw gemaakt. Voor de beoordelingen zijn we hoofdzakelijk uitgegaan van de raw-beelden, maar de jpeg's lieten soms ook interessante verschillen zien. Een handicap bij de raw-vergelijking was dat de Panasonic-bestanden zich nog niet lieten uitlezen.

De eerder getoonde uitsnede van onze testfoto op iso 51.200, maar nu in raw (en zonder de Panasonic S1)
Ook bij de praktijkbeelden, buiten, toonden de foto's van de Sony de meeste details. Panasonic was een goede tweede, gevolgd door Canon en uiteindelijk Nikon. Met 10.000 iso gaan er bij die laatste meer details verloren dan met 12.800 iso bij de andere camera's.
JPEG, uit de hand met stabilisatie

RAW, uit de hand met stabilisatie
Om het dynamisch bereik van de camera's te testen, hebben we onze testsituatie vijf stops onderbelicht gefotografeerd, met 1600 iso, en dat vervolgens weer in Photoshop opgehaald naar 0 EV. Alleen van de Panasonic S1 konden we dat niet concreet testen, omdat de RW2-rawbestanden nog niet werden ondersteund.
In deze extreme omstandigheden werd zichtbaar dat de Canon-sensor duidelijk achterloopt. Door het pushen van de belichting ontstaat een enorme bak ruis, waardoor de foto onbruikbaar wordt. De bestanden van de Nikon en de Sony waren nog wel bruikbaar. Dat is te danken aan het feit dat Sony-sensoren vrijwel iso-invariant zijn. Simpelgezegd komt dat erop neer dat het vrijwel niet uitmaakt of je direct op 51.200 schiet of eerst op 1600 iso en de beelden dan via beeldbewerking pusht naar 51.200 iso. Vooral voor nabewerking heeft dit enorme voordelen, omdat je bijvoorbeeld veel details in schaduwen kunt ophalen, terwijl de rest van de foto daar nauwelijks onder lijdt. Hoewel de Nikon Z6 en Sony A7 III dit dus beide kunnen, zien we verschillen. De Nikon is iets scherper, maar toont aanmerkelijk meer kleurruis, terwijl bij Sony vooral luminatieruis opspeelt, die makkelijker te reduceren is.
ISO 51.200 -5 EV onderbelicht en gepusht naar 0 EV
Extra praktijkfoto's
Op deze pagina vind je nog meer praktijkfoto's die onderling vergeleken kunnen worden. Alle beelden zijn onbewerkt. Er is soms een verschil in beeldhoek zichtbaar, onder andere doordat de Nikon standaardzoom niet verder dan 70mm komt, terwijl de anderen tot 105mm gaan.
Weinig licht
Scherptediepte
Overige foto's
Conclusie
Het is fascinerend om te zien dat we vier camera's in deze round-up hebben die in algemene zin erg op elkaar lijken, maar op detailniveau enorme verschillen laten zien. Ze bevinden zich allemaal in hetzelfde prijssegment, hebben nagenoeg dezelfde sensorresolutie en kunnen allemaal filmen in 4k. Ook zijn het allemaal fullframe-systeemcamera's en dat hebben we in de afgelopen jaren nog niet eerder gezien. Toch verschilt de uitwerking enorm per fabrikant. Dat is te merken aan het body-onderwerp, het lenzenaanbod, de knoppen, de geheugenkaarten en de autofocus. Terwijl een camera op het ene vlak indrukwekkend is, heeft hij op een ander punt weer een tekort. Zo kunnen we kort door de bocht stellen dat Nikon de beste body heeft, Canon het beste scherm, Sony de beste autofocus en het beste lenzenaanbod, en Panasonic de beste zoeker en videomogelijkheden. Het is dus maar net wat je belangrijk vindt.
Wat beeldkwaliteit betreft lopen de resultaten niet zo uiteen. Onder extreme omstandigheden, zoals sterk onderbelichte beelden, is merkbaar dat de Canon-sensor achterloopt. Op detailniveau biedt hij juist een klein pluspunt, dankzij de iets hogere resolutie. Hetzelfde geldt voor video; het is op dat vlak niet zozeer de kwaliteit van de sensor die bepalend is, maar vooral de chroma subsampling, zoals 4:2:2, en de kleurdiepte en -profielen. Ook praktische zaken tellen mee. Zo vinden we het uitklapbare scherm van de Canon voor video geweldig, maar daar staat de 1,7x crop in 4k tegenover; die gooit alle voordelen van filmen met een fullframesensor overboord. Wie in Super35 wil filmen kan dan beter aps-c-lenzen gebruiken. Al met al heeft Panasonic de beste papieren op dit vlak en de voordelen zullen verder toenemen als er later dit jaar een betaalde firmware-update verschijnt met nog meer mogelijkheden.
Wat het bodyontwerp betreft zijn de verschillen groot. De Sony is zeer compact en daardoor ideaal in gebruik met een lichtsterke prime. Met grotere lenzen wordt de kleine body met dito knoppen echter minder fijn in gebruik. Canon en met name Nikon hebben dat beter gedaan door eveneens een compacte body te ontwerpen, maar met een veel grotere grip en meer ruimte voor knoppen. Van dat laatste profiteer je bij Canon niet erg, want het aantal knoppen en draaiwieltjes vinden we krap en het alternatieve programmawiel en de touchpad zijn wat ons betreft geen verbetering voor de gebruikservaring; we hadden liever een traditionele joystick gezien. De body van de Panasonic is extreem groot en zwaar, en zit daardoor op het niveau van een forse dslr zoals de Canon 5D IV en Nikon D850. Daarmee gaat een aantal klassieke voordelen van een systeemcamera verloren en sjouw je je een breuk. Daar staat tegenover dat de body prettig in de hand ligt, talloze handige knoppen en draaiwielen heeft en bovendien van de beste stabilisatie is voorzien.
Hoewel de nieuwkomers de diverse iteraties, inclusief misstappen, bij Sony konden afkijken, zien we een aantal missers. Zo vinden we het opvallend dat Nikon niet direct oogautofocus heeft geïmplementeerd, aangezien dit een van de grote voordelen is van een spiegelloos systeem. Nikon gaat dit later dit jaar toevoegen, maar we zijn inmiddels een half jaar na de introductie en voor onze test komt dit te laat. Panasonic en Sony bieden deze functie wel en met name bij Sony werkt het erg goed. We vinden het vreemd dat Canon er niet voor heeft gekozen om de camera te voorzien van sensorstabilisatie, die prima had kunnen samenwerken met IS in lenzen. Dat is een belangrijk minpunt, en daar komen de Super35-crop tijdens 4k-video en het ontbreken van een joystick bovenop. Daarnaast bieden Canon en Nikon slechts een enkel kaartslot, al vinden we dat in dit prijssegment niet direct een spelbreker. De keuze voor xqd-geheugen in de Z6 is eveneens ongelukkig. Bij Panasonic is in zowel een sd- als een xqd-slot voorzien en bij Sony zijn er twee sd-kaartslots. Tot slot valt de dfd-contrastdetectie-autofocus van Panasonic ons niet tegen, maar merkten we dat deze techniek zich niet in alle omstandigheden kan meten met fasedetectie.
Op het gebied van lenzen biedt Sony verreweg de meeste keus en heeft dit merk daardoor een enorme voorsprong. De adapters van Canon en Nikon zijn slechts een kleine compensatie, want daarmee profiteer je niet van de compactere lenzen en nieuwe lensmount. Van de Canon EF-adapters is er overigens ook een versie met drop-in-filter en een met een functiewiel, net als de RF-lenzen. Canon is verder goed bezig met tien fraaie RF-objectieven, die een extra argument kunnen vormen om over te stappen, maar de L-lenzen zijn over het algemeen bijzonder prijzig en groot, waardoor ze niet echt passen bij de EOS R. Ook Panasonic schiet een beetje door met uiterst prijzige objectieven en een gebrek aan betaalbare lenzen. Nikon heeft dat juist goed voor elkaar; de nieuwe Z-lenzen zijn compact en relatief betaalbaar, maar daar missen we juist weer de professionelere objectieven, zoals f/2.8-zooms en zeer lichtsterke primes.
Zoals gezegd is de voorkeur voor een van deze vier modellen mede afhankelijk van je persoonlijke voorkeuren, zoals videofunctionaliteit, een uitklapbaar scherm of grip. Bij Canon- en Nikon-gebruikers kan ook het gebruik van bestaande objectieven via een adapter een argument zijn, hoewel je in het geval van EF-lenzen ook bij Sony terechtkunt. Al met al vinden we de Sony A7 III de beste allrounder van de vier. Hij staat op alle vlakken zijn mannetje en het is merkbaar dat dit niet Sony's eerste systeemcamera met fullframesensor is. De camera loopt daardoor nog steeds voorop op bepaalde vlakken. Het uitgebreide lensaanbod is momenteel de grootste troef en het zal de concurrentie tijd kosten om dat te evenaren.
Scorekaarten zijn geen exacte wetenschap. De verschillende subonderdelen in de tabel zijn in relatie tot elkaar beoordeeld en zijn niet allemaal even zwaar meegewogen voor het eindoordeel.