De aankondiging van de Nintendo Switch 2 was voor velen ongetwijfeld een schokkende ervaring. Wellicht omdat de aankomende console met allerlei nieuwe functies komt of misschien ook vanwege de prijzen. De console heeft een adviesprijs die 140 euro hoger is dan die van de oorspronkelijke Switch. Ook de games gaan een stuk meer kosten. Mario Kart World kost bijvoorbeeld fysiek 90 euro en digitaal 80 euro, wat reden was voor uitvoerige discussie. Voor sommigen voelt die prijs als behoorlijk hoog of 'veel geld', maar is het ook een onredelijke prijs? Dat valt eigenlijk best mee, als je puur en alleen naar de cijfers kijkt.
Uiteraard hebben we Nintendo voor dit artikel om een reactie gevraagd op de cijfers. Het bedrijf schrijft: "Prijzen worden van geval tot geval bepaald, na zorgvuldige afweging van verschillende factoren." Wat die factoren zijn, is niet duidelijk. Wel laat het bedrijf doorschemeren dat de prijzen in principe niet bepalend zijn voor alle aankomende firstpartygames.
Maar cijfers zeggen natuurlijk niet alles, aangezien er ook nog zoiets als subjectieve waarde bestaat. Om een objectiever licht te laten schijnen op deze spraakmakende kwestie kijken we in dit artikel naar de historische en economische factoren rondom consolegameprijzen en dient Mario Kart World vooral als een rekenvoorbeeld.
Nintendo is nog laat
Op basis van historische gegevens is best een duidelijk beeld te schetsen van het prijsbeleid van Nintendo en vergelijkbare bedrijven, specifiek Microsoft en Sony. Die drie bedrijven bepalen namelijk, uiteraard samen met de rest van de game-industrie, impliciet wat de norm voor gameprijzen ongeveer is. Bedrijven mogen vanzelfsprekend geen prijsafspraken maken; dan zou het een gamekartel zijn. Maar wat de een doet, heeft absoluut invloed op het prijsbeleid van de ander.
De verandering van een Switch-releasegame van 60 à 70 euro, bijvoorbeeld The Legend of Zelda: Breath of the Wild, naar de 80 à 90 euro voor Mario Kart World is op het eerste gezicht een behoorlijk drastische prijsverandering. Daarmee is Nintendo eigenlijk de laatste van de grote drie die een prijsverhoging doorvoert.
Microsoft en Sony vragen sinds de release van respectievelijk de Xbox Series X/S- en PlayStation 5-consoles, allebei in 2020, tussen de 60 en 80 euro voor firstpartygames via de eigen gamewinkels. Ook veel derden hanteren sindsdien ongeveer de maximumprijs van rond de 80 euro, uiteraard alleen als het om AAA-games of 'vlaggenschiptitels' gaat.
Dan zou je nog kunnen afvragen of het vergelijken van een game Mario Kart World met bijvoorbeeld Forza Horizon 5 of Gran Turismo 7 terecht is. Ze kosten ongeveer hetzelfde, maar zijn ze ook net zoveel waard? Je zou het zelfs nog breder kunnen trekken. Wat voor invloed hebben secundaire verdienmodellen zoals battlepasses, cosmetische items en dlc op een geaccepteerde prijs? En wat doet de exclusiviteit van een Switch 2-game vergeleken met het prijskaartje als je het vergelijkt met een crossgen-Xbox-spel dat ook via de Game Pass beschikbaar is? Daar is geen eenduidig objectief antwoord op te geven.
Historische prijzen
Hoe dan ook is de tijd van wat wellicht gevoelsmatig als 'traditionele' prijzen van 50 à 60 euro aanvoelt, al een half decennium voorbij. Nintendo sluit zich daar nu bij aan. Wat dat betreft is Nintendo dus nog vrij laat met de prijsverhoging van games. Zeker aangezien er in de afgelopen decennia vrij weinig veranderd is aan de prijsvoering van games, specifiek bij die van Nintendo. Uit een oude Intertoys-folder blijkt dat Super Mario 64 voor de Nintendo 64 rond de release in 1997 door die winkel verkocht werd voor 149 gulden, wat omgerekend bijna 68 euro is en dat is nog niet eens gecorrigeerd voor inflatie. Sindsdien bracht het bedrijf GameCube-games voor 59,99 uit, net als sommige Wii-, Wii U- en Switch-releasetitels. Er is in de afgelopen dertig jaar dus stiekem niet zoveel veranderd wat prijzen betreft.
Bron: Intertoys
Maar het is dan natuurlijk wel de vraag of dat genoeg is om de nieuwe prijzen te rechtvaardigen. 'Als je vrienden in de sloot springen, doe jij dat dan ook?', zo opperde menig moeder vroeger. Dat Xbox en PlayStation 80 euro rekenen, hoeft nog niet te betekenen dat Nintendo dit ook gaat doen.
De Japanse gamegigant heeft immers een unieke positie in de gamemarkt omdat het niet direct met Microsoft en Sony concurreert. Xbox en PlayStation concurreren met een praktisch gelijktijdige release en een grote overlap in games direct met elkaar; Nintendo heeft een eigen ecosysteem met veel exclusieve games, waarbij specifiek de Switch en Switch 2 ook nog eens halverwege de overkoepelende consolegeneratie uitkomen. Nintendo is daarom in theorie minder genoodzaakt om zich met de prijsontwikkelingen van Sony en Microsoft te meten.
Aan de andere kant laten bronnen uit de industrie aan Tweakers, die anoniem willen blijven, weten dat het gebruikelijke argument van hoger wordende werk- en energieprijzen in combinatie met de alsmaar groeiende omvang van games het in ieder geval niet goedkoper maken om games te produceren. Daar is ook weer een tegenargument voor te bedenken: de afzetmarkt van games is sinds de genesis van gaming alleen maar groter geworden. Hoe ontwikkelprijzen en afzetmarkten zich tot elkaar verhouden, is onmogelijk in kaart te brengen met openbare informatie. Het zijn hoe dan ook factoren die voor gamebedrijven meespelen in de prijsbepaling van games.
Gamen was nog nooit zo goedkoop?
Inflatiecijfers
De doorberekeningen op basis van inflatiecijfers zijn gebaseerd op de Nederlandse consumentenprijsindex van de Organisation for Economic Co-operation and Development en de Wereldbank; dit komt overeen met de inflatiecijfers van het CBS. Voor 2025 is het recentste inflatiepercentage, namelijk 3,7 procent voor maart 2025, geëxtrapoleerd over heel het jaar.
Er is ook nog de factor inflatie. Vooropgesteld: de gemiddelde consument zal in tijden van hoge inflatie zeker merken dat bijvoorbeeld boodschappen duurder worden, maar niet actief bezig zijn met wat dat voor producten zoals games doet. Corrigeren voor inflatie is een manier om dat inzichtelijk te maken en met die bril op was gamen op enkele uitzonderingen na nog nooit zo goedkoop als nu.
Zo kostte de fysieke versie van Breath of the Wild uit 2017 op basis van de Nintendo-adviesprijs net geen 70 euro. Dat is in hedendaagse euro's al 92,21 euro; dat is dus al meer dan de fysieke versie van Mario Kart World in 2025 kost.
Reken je verder terug, dan krijg je nog drastischere verschillen. Bepaalde Nintendo Wii-releasegames, bijvoorbeeld The Legend of Zelda: Twilight Princess, kostten in 2006 rond de 60 euro, wat gecorrigeerd voor inflatie 93,65 euro anno 2025 is. GameCube-games waren rond de release van die console in 2002 ook 60 euro, gecorrigeerd voor inflatie is dat 99,54 euro. De prijs van Super Mario 64 was in 1997 zo'n 149 gulden, omgerekend 67,61 euro, wat gecorrigeerd voor inflatie tegenwoordig een slordige 128,67 euro zou zijn. En als we dan toch bezig zijn, de Super Nintendo-games van 1992 kostten 199 gulden, wat omgerekend en gecorrigeerd voor inflatie maar liefst 192,29 euro zou zijn.
Uit de vergelijking van de videogameprijzen van Nintendo en de twee andere grote bedrijven is duidelijk te zien dat de relatieve gameprijzen van firstpartygames al decennia aan het dalen zijn en zelfs op het laagste punt ooit zijn. Er zijn twee kanttekeningen bij dat statement. Enerzijds heb je de Wii- en Wii U-consolegames, die afgezien van de in de vergelijking meegenomen vlaggenschiptitels vaak nog veel goedkoper waren dan 59,99 euro.
Los daarvan is 2020 technisch gezien het laagste punt voor relatieve videogameprijzen, toen Microsoft de Xbox Series X en S uitbracht. Die console had echter geen exclusieve firstpartygames bij release en dus werden nog veel Xbox One-prijzen gehanteerd. In de loop van 2021 kwamen er nieuwe grote releases uit en ging de maximale prijs met bijvoorbeeld Battlefield 2042 en Halo Infinite omhoog naar 69,99 euro. Neem je dat jaar als uitgangspunt, dan zou de relatieve gameprijs net geen 85 euro zijn.
Conclusie
Dat zijn de cijfers, maar maar wat een videogame écht waard is, blijft onmogelijk objectief vast te stellen. Iedereen moet vooral zelf weten of 90 euro voor een game als Mario Kart World gerechtvaardigd is. Hoe dan ook is het historisch gezien niet zo vreemd dat Nintendo de prijzen verhoogt; we betalen al decennia grofweg hetzelfde voor videogames. Daarbij is het bedrijf de laatste van de grote drie die de prijzen van firstpartygames verhoogt. Als je die prijzen dan naast elkaar legt, zeker gecorrigeerd voor inflatie, dan is 90 euro allesbehalve buitensporig en onredelijk. Sterker nog, eigenlijk zijn games de afgelopen jaren goedkoper dan ooit!
Redactie: Yannick Spinner Eindredactie: Monique van den Boomen