Nederlandse opsporingsdiensten tappen steeds vaker de dataverbinding van een smartphone om verdachten te volgen. Het tappen van internet is in een jaar enorm toegenomen: in totaal was het aantal internettaps afgelopen jaar vijf keer zo hoog als in 2011.
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie tekent daarbij aan dat het tappen van een smartphone voor twee taps geldt: zowel op het spraak- als op het datakanaal. Zelfs als dat in ogenschouw wordt genomen, is de stijging van het aantal internettaps spectaculair: het aantal ip-taps steeg van 3331 in 2011 naar 16.671 in 2012.
Het is onduidelijk waarom de opsporingsdiensten steeds vaker verdachten online zijn gaan volgen. Opstelten noemt de opkomst van smartphones als reden, maar dat kan de vervijfvoudiging niet in zijn geheel verklaren. Het is onbekend of verdachten steeds vaker een dataverbinding gebruiken voor criminele activiteiten of dat het een effectief middel wordt geacht om bewijs te vergaren en daardoor bij opsporingsdiensten meer wordt gebruikt.
Ook het aantal telefoontaps neemt nog altijd toe. Nederland maakt traditioneel al relatief veel gebruik van telefoontaps om bewijs tegen verdachten te vergaren. Het aantal keer dat historische belgegevens werden opgevraagd steeg met 10 procent naar bijna 50.000 keer, terwijl het aantal 'live' telefoontaps steeg met 3 procent naar ongeveer 25.000.
Opstelten zegt dat verdachten vaak gebruikmaken van meerdere nummers, waardoor het aantal telefoontaps niet gelijkstaat aan het aantal afgeluisterde personen. Deze cijfers bevatten bovendien niet de telefoon- en ip-taps van de geheime diensten, die nooit in officiële cijfers worden meegerekend.