Chipfabrikant Intel heeft geschikt in een rechtszaak in New York over vermeende antitrust-praktijken van het bedrijf. De schikking zou voornamelijk de sinds eind 2009 gemaakte juridische kosten van de staat moeten compenseren.
De procureur-generaal van New York klaagde Intel in november 2009 aan wegens schendingen van de antitrust-wetgeving. Volgens de aanklacht zou Intel bedrijven dwingen exclusief zijn processors te gebruiken. In december van afgelopen jaar oordeelde een rechter echter al dat de zaak Intels activiteiten over een periode van slechts drie in plaats van zes jaar mocht beslaan. Ook werd de eis van drievoudige compensatie voor gedorven staatsinkomsten afgewezen.
De toenmalige procureur-generaal van New York, Andrew Cuomo, is inmiddels opgevolgd door Eric Schneiderman. Intel en Schneiderman zijn een schikking overeengekomen, waarin Intel 6,5 miljoen dollar betaalt om te compenseren voor juridische kosten. Daarmee bekent Intel geen schuld en hoeft het bedrijf ook zijn werkwijze niet te veranderen.
Met de schikking komt opnieuw een einde aan een rechtszaak omtrent Intels vermeende antitrust-activiteiten. Het bedrijf werd door onder meer de Europese Unie en de Amerikaanse FTC aangeklaagd wegens het afdwingen van een monopoliepositie op de processormarkt door de competitie, met name AMD, uit de markt te drukken. Dit zou gebeuren door fabrikanten te dwingen Intel-chips af te nemen, luidde het vermoeden. De rechtszaken leidden tot diverse schikkingen, waaronder een boetebetaling aan de EU waarbij een bedrag van ruim een miljard euro gemoeid was en een schikking met AMD van 1,25 miljard euro. De boete van de EU wordt overigens nog wel in hoger beroep aangevochten.