Intel zal komende maandag zijn Lindenhurst-chipset op de markt zetten ondanks het feit dat er een bug in de PCI Express-implementatie zit, zo schrijft men op LinuxWorld. Lindenhurst vormt samen met zijn goedkopere broertje Turnwater het chipsetaanbod gericht op de 64-bits Xeon Nocona. Fysiek is er eigenlijk geen verschil tussen de twee producten, maar de workstationversie is geconfigureerd voor PCI Express x16, terwijl de 2 augustus verwachte serverversie die mogelijkheid inruilt voor x4- en/of x8-slots. Men is er echter in een laat stadium achtergekomen dat PCI Express-communicatie de chipset in zeldzame gevallen in de war kan brengen, met als gevolg een systeemcrash. Om geen verdere vertraging op te lopen zou de C3-stepping van de chip gewoon volgens plan uitgebracht worden als zijnde Lindenhurst, met daarbij de belofte dat er nog voor het einde van het kwartaal een C4-stepping verschijnt die immuun is voor het probleem.
Hoewel dit uiteraard geen positieve reclame is voor Intel, weet The Inquirer het een en ander enigzins te relativeren. Het probleem zou allereerst niet in de praktijk voor kunnen komen, waardoor eigenaars van Turnwater-moederborden er ook nog geen last van hebben gehad. Ook geeft men een goede verklaring voor het hoge steppingnummer. Het uitstel veroorzaakt door eerdere - inmiddels opgeloste - problemen zou de technici van Intel juist meer tijd dan normaal hebben gegeven om kleine dingen te zoeken en op te lossen. Men verwacht dan ook dat de resterende bugs insignificant genoeg zijn om een normale release te rechtvaardigen, net als processors vrijwel altijd met een lijst erratta geleverd worden. Toch zal het uiteindelijk aan de klant zijn om te bepalen of hij dat vertrouwen deelt.