Even leek het erop dat het Amerikaanse Supreme Court de film- en platenindustrie een kleine overwinning zou gunnen in de strijd tegen de makers en verspreiders van DeCSS. Door aanvankelijk een beroep in de DeCSS-zaak aan te nemen, stak het Supreme Court van de Verenigde Staten filmmakers en elektronicafabrikanten een hart onder de riem. In tegenstelling tot de hoogste juridische instantie in Nederland (de Hoge Raad) mag het Supreme Court zelf beslissen over het aannemen of afwijzen van te behandelen zaken. De DeCSS-zaak loopt al sinds 1999 en begon oorspronkelijk als een redelijk straight-forward geschil over een inbreuk op de rechten van (onder meer) de film- en platenmaatschappijen. In de loop der tijd is het geschil - blijkens de gang naar het Supreme Court - uitgegroeit tot een waar jurisdictiegeschil. De vraag is nu wáár iemand aangeklaagd kan worden uit hoofde van een inbreuk op een recht en al lang niet meer óf dat zo is.
In 1999 startte een groep rechthebbenden een rechtzaak tegen een aantal mensen die DeCSS op internet gepubliceerd hadden. De onderhavige zaak loopt tegen Matthew Pavlovich, een inwoner van de staat Texas. De rechtzaak is echter aangespannen in Californië. Het hooggerechtshof van deze staat verklaarde eerder dat de klagers niet ontvankelijk waren, omdat Pavlovich niets met de staat Californië te maken had. De advocaat van de groep rechthebbenden (Jeffrey Kessler) maakte de zaak aanhangig bij het Supreme Court. De rechter die de beslissing moest nemen, leek eerst de zaak aan te nemen, maar veranderde op het laatste moment van gedachten. Dit wijst erop dat de rechter de zaak niet interessant genoeg vindt en het waarschijnlijk eens is met de rechter die de zaak eerder behandelde. De rechthebbenden kunnen nu eventueel het Supreme Court vragen over de aanname te beslissen in volle vergadering, maar dat kan wel twee jaar duren. De advocaat van de film- en platenmaatschappijen gaf eerder al aan dat men een nieuw proces tegen Pavlovich - ditmaal in Texas - overweegt.
Aan de zijde van Pavlovich is men begrijperlijkerwijs een stuk vrolijker. Uit de mond van zijn advocaat liet hij al horen dat het tijd wordt dat de platenmaatschappijen ophouden te doen alsof DeCSS een geheim is. Een ander slachtoffer van de drang naar juridische overwinningen van de entertainmentindustrie is Andrew Bunner. Hij beroept zich echter op het zogenaamde First Amendment, de beroemde 'Freedom of Speech', een vorm van vrijheid van meningsuiting die veel verder gaat dan de onze. Het laatste woord is duidelijk nog niet gezegd in deze zaak, maar het moge duidelijk zijn, dat de industrie naar andere middelen zal gaan zoeken zijn rechten uit te oefenen. Als ze iedereen aan moeten gaan klagen in afzonderlijke, geografisch verspreide processen, wordt dat veel te duur. En het gaat per slot van rekening allemaal om geld...