ESA beëindigt de missie van Copernicus-satelliet Sentinel-1B. Dat maakt de Europese ruimtevaartorganisatie bekend. De satelliet had al maanden last van een storing. ESA wil zo snel mogelijk een vervanger lanceren.
ESA schrijft dat Sentinel-1B sinds 23 december 2021 last had van een storing in de stroomvoorziening van de wetenschappelijke instrumenten. Daardoor kon de radarinstallatie van de satelliet niet meer ingeschakeld worden. De ruimtevaartorganisatie probeerde dat probleem maandenlang op te lossen, maar kwam uiteindelijk tot de conclusie dat het onmogelijk was om de stroomvoorziening te herstellen. De ruimtevaartorganisatie maakt daarom op woensdag bekend de herstelpogingen te staken. Daarmee eindigt de missie van Sentinel-1B.
De ruimteorganisatie is van plan om de lancering van een vervanger, Sentinel-1C, naar voren te schuiven. Dat moet in het tweede kwartaal van 2023 gebeuren, in samenwerking met Arianespace. Het observatieplan van Sentinel-1A wordt in de tussentijd aangepast om een deel van de werkzaamheden over te nemen. ESA kan ook gebruikmaken van data uit andere satellietprojecten, zoals het Canadese Radarsat en Radarsat-2, het Duitse TerraSAR-X, Cosmo-SkyMed uit Italië en PAZ uit Spanje. ESA geeft aan dat het zich voorbereidt om Sentinel-1B verantwoordelijk te verwijderen uit zijn baan om de aarde. Dat is mogelijk omdat, los van de radar, Sentinel-1B verder nog helemaal functioneert.
Sentinel-1B werd in 2016 gelanceerd als onderdeel van Copernicus, een Europees satellietennetwerk voor aardobservatie. Copernicus is opgedeeld in vijf verschillende Sentinel-onderdelen, ieder met een of twee satellieten. De Sentinel-1-missie bestaat bijvoorbeeld uit twee satellieten die samen een apertuursyntheseradar vormen. Deze satellieten doen met hun radars waarnemingen op de C-band, waardoor ze altijd beelden van de aarde kunnen maken, ongeacht zaken als het weer, de bewolking of het tijdstip. Deze beelden worden onder meer ingezet om de staat van het poolijs en het zeewater in kaart te brengen.