Microsoft geeft systeembeheerders de mogelijkheid om aangesloten hardware te beheren op apparaten binnen Group Policies. Via layered Group Policies kunnen beheerders bepalen welke apparaten wel en niet mogen worden geïnstalleerd.
Met layered Group Policies krijgen systeembeheerders de mogelijkheid de installaties van interne en externe apparaten op verschillende manieren goed te keuren of juist op een blocklist te zetten. Apparaten krijgen verschillende identifiers mee; een class, device ID en een instance ID. Systeembeheerders kunnen vervolgens een allow-lijst maken met welke apparaten met die identifiers wel of juist niet zijn toegestaan op een netwerk.
Microsoft zegt dat de feature erg intuïtief werkt voor systeembeheerders. Het bedrijf geeft het voorbeeld van usb-apparaten, een aparte class. "Beheerders hoeven met deze nieuwe policy niet te weten welke verschillende device classes er zijn als ze alleen usb-classes niet willen installeren. De nieuwe policy zorgt ervoor dat je je script kunt maken op basis van usb-classes zonder dat andere classes automatisch worden geblokkeerd." Ook worden de policies met het nieuwe beleid in een hiërarchische structuur geplaatst zodat apparaten altijd dezelfde toegangs- of blokkadestructuur volgen.
De feature om layered Group Policies in te schakelen zit in de C-release van Windows 10 die nu uit is, zegt Microsoft. In de augustus-update van het besturingssysteem komt die breder beschikbaar. 'Later' volgt een Windows Server-release, al geeft Microsoft daar geen datum voor. Ook komt de feature naar Windows 11.