Het Europarlement heeft donderdag ingestemd met een nieuwe richtlijn over het opslaan en delen van passagiersgegevens. Deze gegevens mogen ingezet worden voor de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit.
De gegevens mogen alleen maar in bepaalde gevallen gedeeld worden en alleen met het doel om terrorisme en zware criminaliteit 'te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen'. Het delen gebeurt tussen lidstaten bij vluchten van en naar de EU. Het is ook mogelijk om vluchten binnen de EU in de gaten te houden. Daarbij moet een lidstaat echter de Europese Commissie op de hoogte stellen.
Het doel van de richtlijn is dat gegevens van personen die een vlucht boeken opgeslagen worden als Passenger Name Records. Daaronder vallen bijvoorbeeld paspoortgegevens, contactinformatie, reisschema en betaalgegevens. Normaal gesproken doen de luchtvaartmaatschappijen dit zelf, maar als de richtlijn van kracht wordt, moeten zij deze doorgeven aan zogenaamde 'Passenger Information Units' die elke lidstaat moet oprichten.
Die units bewaren die gegevens zes maanden. Na deze periode anonimiseren zij deze gegevens en slaan ze die voor nog eens 4,5 jaar op. Bijzondere persoonsgegevens, die bijvoorbeeld informatie verschaffen over ras, godsdienst en seksuele voorkeur mogen daar niet tussen zitten.
In een persbericht laat de vicevoorzitter van de Europese Commissie, Frans Timmermans, weten dat deze richtlijn een belangrijke stap is, vooral na de aanslagen die hebben plaatsgevonden in Parijs en Brussel. Een voorstel voor de richtlijn werd al in 2011 ingediend en eind 2015 volgde er een politiek akkoord. De voorbereiding van de wetgeving duurde lang, omdat er onder andere grote privacybezwaren aan het voorstel verbonden waren. Deze zijn nog steeds niet volledig weggenomen.
Er is veel kritiek op de richtlijn, omdat deze een zware inbreuk zou vormen op de privacy van burgers. Zo stelt de burgerrechtenorganisatie European Digital Rights dat de wetgeving niets toevoegt. De opgeslagen gegevens zouden immers via een gerechtelijk bevel alsnog voor opsporingsdiensten toegankelijk zijn. Ook zou het anonimiseren van de gegevens eenvoudig omkeerbaar zijn. De richtlijn moet nog goedgekeurd worden door de Raad van Ministers. Daarna hebben lidstaten twee jaar de tijd om deze om te zetten in nationale wetgeving.