Woensdagavond botsten voor het eerst protonen met een totale energie van 13TeV op elkaar in de deeltjesversneller van CERN. De testbotsingen zijn bedoeld om de systemen te kalibreren die de machine en de detectors moeten beschermen tegen deeltjes die van de stralenbundel afdwalen.
Dat schrijft CERN op zijn website. Het belangrijkste onderdeel van deze eerste botsfase is het goed opzetten van de collimatoren, ofwel de systemen die ervoor moeten zorgen dat de deeltjes die tijdens botsingen alle kanten opvliegen, worden geabsorbeerd. Zo kunnen de teams van de verschillende detectoren er zeker van zijn dat alle magneten en detectors voldoende beschermd zijn.
Op zondag 5 april schoten de eerste bundels weer door de Large Hadron Collider, waarna de eerste bundels deeltjes op de volle sterkte van 6,5TeV op 10 april hun rondes aflegde. De eerste botsingen hadden plaats op 5 mei, bij een energie van 450GeV. Hoewel het team de banen van de bundels al heeft afgesteld bij botsingen van 900GeV, veranderen de kenmerken van de bundels als de energie toeneemt, waardoor de locatie van de botsingen verandert. Om ervoor te zorgen dat dit gecontroleerd gebeurt, worden minder bundels per keer door de deeltjesversneller gestuurd en worden de deeltjesbundels op een kleiner punt geconcentreerd.
Nu is het zoeken naar de plekken waar de stralenbundels de meeste data genereren. Als die plekken zijn gevonden moeten de collimatoren zo gepositioneerd worden dat ze alle deeltjes absorberen voordat ze magneten of detectors raken. Pas daarna wordt de machine in zogenaamde productiemodus gezet.
Tegelijkertijd kunnen de grote experimenten, zoals Atlas, Alice, CMS en LHCb met behulp van de testdata hun detectors fijner afstemmen en verder experimenteren.
Wanneer de eerste resultaten te verwachten zijn, is nog niet te zeggen. Het zal nog heel wat rekenwerk kosten om de data die in de komende maanden uit de detectors komt te doorgronden.