Op je videokaart zijn rondom de gpu verschillende geheugenchips geplaatst. Deze vormen samen het video random access memory, ofwel vram. De gpu heeft, net als de cpu, maar een beperkte hoeveelheid geheugen op de chip zelf zitten. Als de benodigde data niet op de chip zelf aanwezig is, moet deze uit het werkgeheugen gehaald worden. Het vram is dus het werkgeheugen van je videokaart, net zoals je geheugenmodules naast de cpu op het moederbord hebt zitten.
Een belangrijk verschil is dat je het vram op een videokaart niet kunt uitbreiden, zoals je dat met geheugenmodules in de geheugenslots op je moederbord wel kunt doen. Daarom is het extra belangrijk om goed stil te staan bij hoeveel vram je op je videokaart nodig hebt, want als je een beperking van je vram wilt verhelpen, moet de hele videokaart worden vervangen. En alle veelbelovende linkjes op het internet ten spijt, extra vram downloaden is helaas een fabeltje.
Het geheugen op een videokaart werkt als buffer, zodat er minder directe afhankelijkheid van het systeemgeheugen, de ssd of harde schijf ontstaat. Als de juiste data in het vram beschikbaar is, kan de gpu sneller rekentaken uitvoeren, wat de prestaties erg ten goede komt. Dat komt doordat de gpu véél sneller data uit zijn 'eigen' geheugen kan halen dan wanneer die data vanaf het systeemgeheugen eerst naar de videokaart moet worden overgezet.