Een Amerikaans hof van beroep heeft een uitspraak van de FCC over vermeende antitrustpraktijken van Rambus verworpen. De FCC beperkte vorig jaar de licentiebedragen die het bedrijf voor zijn geheugentechnologie mocht vragen.
Het hof van beroep schrapte de FTC-uitspraak omdat 'het gebruik van bedrog, waardoor een monopolist in staat is om hogere licentieprijzen te vragen, geen overtreding is van antitrustwetgeving'. Volgens Bob Skitol, antitrustadvocaat bij advocatenkantoor Drinker Biddle, bevestigt het vonnis de trend bij het Amerikaanse hof van beroep om sectie 2 van de 'Sherman Act' minder breed te interpreteren. In de gewraakte wettekst wordt het bedrijven verboden om met behulp van misbruik een markt te domineren. De FTC beraad zich nog over verdere actie.
Skitol denkt echter wel dat de uitspraak de standaardisatieprocedure voor geheugen kan schaden. Rambus zou hebben nagelaten om aan de Jedec, de organisatie die zich bezighoudt met het ontwikkelen van nieuwe geheugenstandaarden, te melden dat het relevante geheugentechnologieën had gepatenteerd. Rambus nam vier jaar geleden zitting in de standaardisatieorganisatie. De FTC legde daarom in februari 2007 Rambus een maximum voor de te vragen licentiegelden voor ddr- en sram-geheugen op. Nieuwe technologieën, zoals ddr2, ddr3 en gddr3, bleven daarbij overigens buiten schot. Rambus is voor 85 procent van zijn omzet afhankelijk van licentiegelden.
Eind maart won Rambus ook al een rechtszaak tegen geheugenfabrikanten Hynix, Nanya en Micron. Daarbij ging het om de vraag of Rambus de gewraakte patenten op eerlijke wijze verkreeg.