Een rechter in de Verenigde Staten moet bepalen of het aanbieden van muziek via Kazaa neerkomt op het overtreden van de copyrightwet, ook al is niet duidelijk of de muziek daadwerkelijk is verspreid.
Jeffrey Howell en zijn vrouw werden in 2006 door de Riaa voor de rechter gedaagd omdat zij via Kazaa auteursrechtelijk beschermde muziek hadden aangeboden. Volgens het echtpaar was dit gedaan om de muziek naar draagbare spelers over te zetten, en was dit toegestaan door de wet. De rechter was niet gevoelig voor dit argument en kende de Riaa in augustus 2007 een schadevergoeding toe van 40.500 dollar plus 350 dollar aan proceskosten.
De Howells tekenden hiertegen beroep aan met als argument dat alleen het aanbieden van muziek nog niet neerkomt op het verspreiden ervan; alleen dit laatste wordt door de wet verboden. De rechter vond dit argument overtuigend genoeg om nader uit te zoeken en haalde voorlopig een streep door de schadevergoeding.
Vanwege het principiële karakter van de zaak besloot de Electronic Frontier Foundation de Howells te hulp te schieten. In een bij de rechtbank ingediende steunbetuiging betoogt de organisatie dat de Riaa nooit heeft bewezen dat de aangeboden files ook daadwerkelijk zijn gedownload en dat het aanbieden op zich geen schending van auteursrecht is.
Fred Lohmann, advocaat van de EFF, zal het echtpaar Howell verdedigen bij de deze week te houden voortzetting van de zaak, zo meldt Ars Technica. De uitspraak wordt van alle kanten met belangstelling tegemoet gezien. Bij de zaken die tot dusver voor de rechter kwamen, werd altijd geoordeeld dat het aanbieden van materiaal neerkwam op verspreiden. Als hier een streep door wordt gehaald zal de Riaa moeten bewijzen dat iemand anders het materiaal heeft gedownload, een bewijs dat niet makkelijk te leveren zal zijn.