Vandaag is, na achttien maanden en zes dagen, de vijfde versie van Mac OS X verschenen. Onder de schuilnaam Tiger heeft Apple een blik vernieuwingen opengetrokken, dat volgens topman Jobs de heren in Redmond aan het werk heeft gezet, wat kopiëren betreft. Bij Ars Technica is een uitgebreide review verschenen van het besturingssysteem. De hoofdvraag van het artikel is of het upgraden naar Tiger het geld waard is. Upgraden kost namelijk € 129, waarvoor de gebruiker wel flinke verbeteringen wil zien. De eerste constatering is dat Apple het design van de doos nauwelijks heeft aangepast, nog steeds een grote zilveren X op de doos, al is het in een ander lettertype.

Het besturingssysteem wordt geleverd op dvd, wat lastig kan zijn voor mensen zonder dvd-speler, al is het mogelijk de dvd terug te sturen en tegen bijbetaling een setje cd’s te ontvangen. De nieuwe looks van Tiger worden niet direct met applaus ontvangen. Zo valt in sommige applicaties de titelbalk niet los te zien van de rest van het programma, zodat bijvoorbeeld niet duidelijk is waar precies gesleept kan worden met het programma. Ook is de verandering niet consistent doorgevoerd, waardoor sommige programma’s mét en andere zonder titelbalk lijken te verschijnen. In de kernel heeft Apple gewerkt aan het ontwikkelen van API’s die met officiële ondersteuning komen. Voorheen was het voor ontwikkelaars moeilijk om te weten of hun software nog wel zou werken met een nieuwe versie van het besturingssysteem, omdat Apple nog wel eens veranderingen in API’s aanbracht. Apple werkt nu met een aantal ‘kernel programming interfaces’ die een gedocumenteerde laag vormen om de kernel heen. Als Apple nu veranderingen aan de kernel doorvoert, wordt gegarandeerd dat de ondersteunde KPI’s blijven werken.

In anticipatie op processors met meerdere cores is ook de manier waarop applicaties de kernel benaderen veranderd; in plaats van de hele kernel te reserveren voor een thread, worden nu slechts gedeeltes van de kernel gereserveerd, waardoor meerdere zaken tegelijkertijd kunnen worden afgehandeld. Voor de andere grotere verandering in processors, 64 bits, heeft Apple een aparte laag gemaakt die de meeste basisoperaties kan uitvoeren. Omdat grafische operaties hier nog niet bijhoren, kan een programma dat toch meer dan 32 bit aan geheugen wil benutten, een hulp-thread starten om het geheugen aan te spreken.
Ten tijde van Panther waren er in OS X liefst vier verschillende vormen van het ordenen van bestanden in gebruik. Naast de verplichte extensies, werd de MIME-categorisering gebruikt, de van de Macintosh overgebleven type/creator-code en het in Panther geïntroduceerde ‘data typing’ voor gebruik met pasteboard. Een onoverzichtelijk geheel, vaak slechts beperkt gedocumenteerd en nooit voor iedere toepassing bruikbaar. Apple is in Tiger met Uniform Type Identifiers gekomen. De UTI’s vervangen én integreren de bestaande bestandstype-aanduidingmethodes zoals bestands-extenties, MIME types en Apple's eigen type/creator. UTI's beschrijven in een zogenaamd .plist-formaat in XML bestanden van een bepaald type. Hierbij kan gedacht worden aan bestanden met bijvoorbeeld een .doc-extentie, maar ook bestanden die je via internet binnenhaalt zonder extentie, maar met een MIME-type. Daarbij kunnen bestanden zowel files, als folders, als volumes zijn - alles wat maar te identificeren valt. Hiermee bouwt Apple verder aan zijn metadata-concept, en biedt ongekende mogelijkheden op het gebied van uitbreidbaarheid, identificatie en accuraatheid.
Quartz is de overkoepelende naam voor de grafische laag van OS X. In de eerste versie van OS X werd een groot gedeelte van de grafische bewerkingen door de CPU gedaan, iets dat de snelheid van het hele systeem niet ten goede kwam. Met OS X 10.2 werd een flink gedeelte van deze processen overgedragen aan de videokaart, doordat ieder raampje in OpenGL versneld werd, een taak bij uitstek geschikt voor de videokaart. In OS X 10.3 werd de softwarematige kant verbeterd, maar nu met OS X 10.4 zijn er weer verbeteringen in de diepte te melden. Quartz 2D Extreme versnelt (illustratie) het tekenen van de inhoud van verschillende ramen drastisch, door gebruik te maken van de steeds sneller stijgende bandbreedte tussen de grafische processor en het grafisch geheugen. Omdat tijdens het laden van plaatjes in het grafisch geheugen er nog steeds verstoppingen kunnen optreden, wordt zoveel mogelijk informatie in het grafisch geheugen bewaard als cache. Omdat grafisch geheugen eindig is, wordt dit weer gekopieerd naar het systeemgeheugen om zoveel mogelijk afbeeldingen onmiddellijk op het beeld te kunnen laten verschijnen. Op deze manier worden alle eerdere bottlenecks ontlopen door zoveel mogelijk beeldmateriaal als cache te bewaren.
Core Image is het nieuwe beeldverwerkende systeem. Net als Core Audio verzorgt het een plug-in structuur voor het verwerken van verschillende typen media. Core Image zorgt voor zestig ingebouwde bewerkingen, zoals kleuraanpassingen, blurs en distortions. Om ervoor te zorgen dat de bewerkingen van afbeeldingen niet ontzettend traag wordt omdat alle bewerkingen na elkaar worden uitgevoerd, maakt Core Image gebruik van ‘lazy evaluation’. Dit houdt in dat niet alle bewerkingen na elkaar worden uitgevoerd, met grote hoeveelheden data die de tussenliggende stappen meedragen, maar dat alle bewerkingen gelijktijdig worden uitgevoerd. De software bepaalt zelf welk gedeelte van het systeem de bewerking het snelste kan uitvoeren. Als er meerdere processors voorhanden zijn, worden de bewerking zo geschreven dat beide processors hun deel kunnen bijdragen, maar ook het inschakelen van de grafische processor is een mogelijkheid.
Dashboard is een interessante nieuwe toevoeging die het gebruik van kleine toepassingen genaamd ‘widgets’ mogelijk maakt. Dit zijn kleine raampjes zonder eigen menubalk die kleine, handige, programmatjes uitvoeren die gemakkelijk door gebruikers te maken zijn. In Tiger bevinden de widgets zich in een aparte laag die indien gewenst boven op het actieve blad geplaatst wordt. Dit is meteen ook het nadeel, de widgets kunnen bijvoorbeeld niet op het bureaublad geplakt worden.

De extra aandacht die Apple besteedt aan metadata en de typering van bestanden, komt in de praktijk van het gebruik vooral naar voren in Spotlight. Spotlight is een systeemdienst die zoekopdrachten naar objecten in het bestandssysteem afhandelt. Iedere eigenschap kan worden opgegeven als zoekterm, vandaar ook de nadruk op het zo breed mogelijk houden van de kenmerken die worden bewaard. Door gebruik van gecombineerde eisen, kunnen al snel gecompliceerde zoekopdrachten worden ingegeven. Spotlight maakt gebruik van een grote index waarin informatie over alle bestanden wordt opgeslagen. Omdat het ondoenlijk is om iedere zoveel tijd alle bestanden op de harde schijf te indexeren, wordt de bestandsindex automatisch bijgewerkt bij veranderingen. Wel is het zo dat alleen bestanden die door de Tiger-kernel worden verwerkt ook geïndexeerd worden; in geval van bijvoorbeeld een gedeelde map moet deze wel apart worden geïndexeerd.

In de bovenbalk is Spotlight beschikbaar en nieuwe resultaten worden al tijdens het typen in onmiddellijk toegevoegd. Dit heeft wel als gevolg dat tijdens het typen de resultaten nog gaan verspringen. Vanuit de eerste resultaten kan de zoekactie verder worden verfijnd om het aantal resultaten te beperken. Vanuit het geavanceerde zoekraam kunnen zoekacties ook als ‘slimme folder’ worden opgeslagen; die natuurlijk bij ieder bezoek alleen de juiste resultaten weergeven. Een nadeel aan Spotlight is de ‘user interface’, die op sommige punten nogal gebruiksonvriendelijk is. Zo kan het per ongeluk typen van een karakter onmiddellijk en definitief een bewaarde zoekactie veranderen, iets dat natuurlijk per definitie ingaat tegen het ‘bewaarde’ van de zoekactie.
Iedere nieuwe versie van OS X is sneller geweest dan de voorganger en ook Tiger is sneller op dezelfde hardware dan Panther. In vergelijking met andere besturingssystemen is dit een bijzondere eigenschap, zowel Windows als de bekende grafische desktop environments voor Linux lijken alleen op een snelle machine echt goed te draaien. Vooral de snelheid waarmee de grafische interface reageert, is er met Tiger flink op vooruit gegaan. Dit punt is in het verleden vaak een kritiekpunt geweest, maar het maximaliseren of verplaatsen van schermen en scrollen gaat nu over het algemeen sneller dan voorheen. De eerste keer dat Tiger opstart, moet Spotlight wel alle bestanden indexeren, een klus die zeker op bijvoorbeeld op de laptops wel even kan duren.
Mac OS X Tiger wordt “de beste versie tot op heden” genoemd. Op alle fronten en in alle programma’s zijn grote veranderingen doorgevoerd, maar veel van deze veranderingen vinden op de achtergrond plaats. Toen OS X vier jaar geleden uitkwam had het wel een van de grond opgebouwde broncode, maar miste het snelheid en mogelijkheden. Tiger is op vele punten meer van hetzelfde, maar dan net een stukje beter. Tegenover Jaguar of eerder is het de upgrade zeker waard, tegenover Panther raadt Ars aan om zelf de verbeteringen te gaan bekijken.