Europese burgers hebben het recht om te weten aan welke bedrijven hun gegevens zijn verkocht. Het Europees Hof van Justitie zegt in een uitspraak dat ieder EU-lid daar onder de AVG naar mag vragen en dat bedrijven specifieke bedrijven moeten noemen.
Het Europees Hof van Justitie sprak zich uit in een zaak die een Oostenrijker had aangespannen tegen de Österreichische Post, het nationale postbedrijf dat onder andere de telefoongids in het land maakt. Daarvoor worden de gegevens van burgers aan bedrijven verkocht, die die inkopen voor marketingdoeleinden. In 2019 wilde de man weten aan welke bedrijven de Post dat had gedaan. De Post reageerde daarop alleen maar met de algemene mededeling dat de gegevens aan 'bedrijven' werden verstuurd, maar zonder die bedrijven bij naam te noemen. De man procedeerde tot aan het hoogste Europese rechtsorgaan door om erachter te komen om welke specifieke bedrijven het gaat.
De man beroept zich op artikel 15 van de AVG, ook wel het inzagerecht genoemd. Daarin staat dat een persoon recht heeft te weten waar zijn gegevens voor zijn verkocht, maar zoals veel artikelen van de AVG is de precieze invulling daarvan onduidelijk en moet dat door praktijkzaken worden gedefinieerd. Het Europees Hof kreeg daarom ook de vraag of onder het inzagerecht alleen een categorie van bedrijven hoeft te worden meegedeeld, of dat een verwerkingsverantwoordelijke moet specificeren om welke bedrijven het gaat.
Het Hof concludeert nu dat laatste. Volgens het Hof van Justitie moet de informatie onder het inzagerecht 'zo nauwkeurig mogelijk zijn'. "In het bijzonder houdt dit recht van inzage in dat de betrokkene van de verwerkingsverantwoordelijke informatie kan verkrijgen over de specifieke ontvangers aan wie de gegevens zijn of zullen worden verstrekt, dan wel ervoor kan kiezen om louter informatie betreffende de categorieën van ontvangers op te vragen", schrijft het Hof.
In het arrest schrijft het Hof ook dat een bedrijf of instantie de informatie niet hoeft te verstrekken als het verzoek 'ongegrond of buitensporig' is, bijvoorbeeld als het gaat om repetitieve aanvragen. In dat geval mag een dataverwerker geld vragen of zelfs weigeren aan het verzoek te voldoen, maar, zegt de rechter: "Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de kennelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen."