De CERN-Raad wil voor de toekomst de focus leggen op een elektron-positronversneller. De Raad omschrijft dat als een 'Higgs-fabriek'. De volgende stap is een versneller die deeltjes kan versnellen met een energie van honderd teraelektronvolt.
De CERN-Raad heeft vrijdag zijn update van 2020 van de Europese strategie voor deeltjesfysica bekendgemaakt met daarin zijn visie voor de toekomst. Een van de besluiten is dat de bouw van een nieuwe circulaire versneller met een lengte van honderd kilometer prioriteit krijgt. Bij de eerste fase moet deze elektron-positronversneller als 'Higgs-fabriek' dienen, zodat wetenschappers meer te weten kunnen komen over de eigenschappen van het higgsdeeltje dat wetenschappers in 2012 ontdekten met de huidige Large Hadron Collider.
De elektron-positronversneller zou binnen tien jaar na de volledige inzet van de High Luminosity LHC in werking gezet moeten worden. Deze High Luminosity LHC is de upgrade van de huidige LHC die tussen 2026 en 2035 zijn werk moet doen en tot 2038 in bedrijf blijft. In dat jaar moet het werk aan de tunnel van honderd kilometer beginnen.
De stap na de Higgs-fabriek zou dan een proton-proton-versneller zijn. Deze zou deeltjes zo moeten kunnen versnellen dat botsingen met een energieniveau van honderd teraelektronvolt mogelijk worden, tegenover zestien TeV van de LHC. Volgens Scientific American is de verwachting dat de kosten hiervoor minstens 21 miljard euro gaan bedragen. CERN moet nu in Europa steun vinden voor het plan om dit te bekostigen.
Volgens Nikhef onderstreept de strategie het belang van het opvoeren van de onderzoeksactiviteiten voor geavanceerde versneller-, detector- en computertechnologieën. Nikhef speelt een belangrijke rol bij het moderniseren van de LHC-experimenten.