Een publiek-private samenwerking van Nederlandse bedrijven en organisaties gaat een spectropolarimeter bouwen voor een aardeobservatiesatelliet van de NASA. Daarmee wordt onder meer gemeten hoeveel aerosolen er in de atmosfeer zitten. Dit zijn kleine stofdeeltjes.
Het doel van SPEXone is het in kaart brengen van de invloed van aerosolen op de klimaatverandering, specifiek de wisselwerking tussen luchtkwaliteit en klimaat. Aerosolen zijn kleine stofdeeltjes, zoals woestijnstof, as en roetdeeltjes. Volgens Otto Hasekamp van SRON en hoofdonderzoeker voor SPEXone, is dit 'een van de grootste hiaten in onze kennis van het hedendaagse klimaat'. Naast de hoeveelheid aerosolen gaat het ook om het in kaart brengen van de eigenschappen van de deeltjes en het precieze effect op de straling en wolkenvorming.
Het instrument werkt door te meten in hoeverre zonlicht is gepolariseerd wanneer het via de atmosfeer van de aarde wordt gereflecteerd naar de NASA-satelliet. Elke dertig dagen wordt de gehele atmosfeer in kaart gebracht, waarbij preciezer dan ooit tevoren de aerosolen worden gemeten. Daarbij wordt voortgeborduurd op eerder opgedane ervaring bij instrumenten die in aardeobservatiesatellieten zijn geïntegreerd, zoals Tropomi, een spectrometer van Nederlandse makelij die luchtvervuiling meet.
De NASA-satelliet waarin SPEXone is geïntegreerd, heet Pace, wat staat voor Plankton, Aerosol, Cloud & ocean Ecosystem. Naast SPEXone gaan er nog twee andere instrumenten mee met de satelliet. Een daarvan is OCI, een instrument voor het meten van de kleur van de oceaan van ultraviolet licht tot kortegolfinfrarood. Daarnaast gaat er een wolken-polarimeter mee; dit HARP-2-instrument wordt gemaakt door de Amerikaanse Universiteit van Maryland. De satelliet moet in 2022 worden gelanceerd.
Het minder dan 10kg wegende SPEXone-instrument wordt ontwikkeld door een samenwerking tussen SRON, Airbus Defence and Space Netherlands en onderzoeksinstituut TNO. Voor de ontwikkeling van het instrument is veertien miljoen euro ter beschikking gesteld. Daarvan betaalt het Netherlands Space Office, het ruimtevaartagentschap van de Nederlandse overheid, negen miljoen euro en de rest komt van de NWO en het genoemde Airbus-onderdeel. De NASA is verantwoordelijk voor de integratie van het instrument op de satelliet, de lancering en de benodigde infrastructuur op aarde.