De rechtbank Amsterdam heeft uitspraak gedaan in de bodemprocedure in de zaak van burgerrechtenorganisatie Privacy First over kentekenparkeren. De rechter is van mening dat deze praktijk geen privacyschending oplevert.
In de uitspraak, die vrijdag door de organisatie is gepubliceerd, gaat de rechter in op de stelling van Privacy First-voorzitter Bas Filippini dat kentekenparkeren in strijd is met artikel 8 van het EVRM, waarin het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is vastgelegd. Volgens de rechter wordt dat artikel niet geschonden, omdat de kentekens maar kortstondig worden opgeslagen en beperkt worden gebruikt. Ook al zou er sprake zijn van een inmenging in het privéleven, dan zou deze alsnog gerechtvaardigd kunnen worden.
Van een inbreuk is pas sprake bij een inmenging die geen rechtvaardiging heeft. Die kan bijvoorbeeld bestaan uit de bescherming van de openbare orde of uit een landelijk economisch belang. De rechtbank schrijft dat de kentekens door middel van scanauto's worden vastgelegd, waarna een 'versleutelde code van 40 karakters' naar het Servicecentrum wordt gestuurd, dat zelf alleen over de codes beschikt. Het centrum controleert of er voor parkeren is betaald. Als dat zo is, worden de gegevens na 48 uur verwijderd. Als er niet is betaald, worden de gegevens 13 weken onversleuteld bewaard voor bezwaar en beroep tegen de boete.
Volgens de rechter slaagt het beroep van Filippini op de uitspraak over de anpr-camera's niet, omdat de twee situaties niet met elkaar te vergelijken zijn. De conclusie is dat kentekenparkeren het privéleven wel raakt, maar dat er geen sprake is van inmenging. Privacy First is het niet met deze uitspraak eens en kondigt aan in hoger beroep te gaan en vragen te willen laten stellen aan het EU-Hof. Volgens de organisatie 'heeft de Nederlandse overheid door kentekenparkeren onbeperkt zicht op wie waar en wanneer in Nederland parkeert'. Bovendien zou de verplichting tot elektronisch betalen een 'dubbele privacyschending' opleveren.
Privacy First voerde over de huidige zaak eerder een kort geding, maar toen wilde het Hof Amsterdam zich niet inhoudelijk uitspreken in kort geding. Bij de huidige zaak gaat het om de bodemprocedure.