Het Europees Parlement heeft met een grote meerderheid een nieuwe Europese wet over privacybescherming aangenomen. Het wetgevingsproces van de algemene verordening gegevensbescherming is daarmee officieel afgesloten.
De verordening vervangt de lappendeken van privacywetgeving in de lidstaten van de Europese Unie, die het gevolg was van de verschillende implementaties van de dataprotectierichtlijn uit 1995. Een eerste voorstel van de verordening was in 2012 ingediend. Een verordening geldt voor alle lidstaten op dezelfde manier en heeft rechtstreekse werking, waardoor deze direct door iedereen ingeroepen kan worden.
De algemene verordening gegevensbescherming brengt een aantal belangrijke veranderingen met zich mee. Zo moeten EU-burgers beter geïnformeerd worden over de verwerking van hun persoonsgegevens, bijvoorbeeld in welke gevallen deze aan een derde partij worden doorgegeven. Daarnaast wordt het recht om vergeten te worden versterkt en verduidelijkt. Dit recht kwam voort uit een uitspraak van het Hof van Justitie en houdt onder andere in dat zoekmachines zoekresultaten met betrekking tot personen op verzoek moeten verwijderen als deze niet meer relevant zijn of niet meer kloppen.
Daarnaast krijgen privacytoezichthouders meer bevoegdheden en kunnen zij een boete aan organisaties opleggen die oploopt tot vier procent van de jaaromzet, waarmee effectieve handhaving mogelijk gemaakt moet worden. Gebruikers krijgen de mogelijkheid om hun persoonsgegevens van de ene dienstverlener naar de andere over te hevelen door regels over data portability. Tot slot moeten bedrijven een 'Data Protection Officer' aanstellen en is er een Europese vorm van de meldplicht datalekken ingevoerd.
Eurocommissaris voor de Digitale Markt Andrus Ansip noemt deze stap een 'belangrijke prestatie', waarmee voor alle EU-burgers het recht op bescherming van persoonsgegevens is gewaarborgd. De verordening zal over twee jaar van kracht worden, zodat lidstaten de tijd hebben zich op de nieuwe regels voor te bereiden.