Twee Duitse beveiligingsonderzoekers hebben het Noord-Koreaanse besturingssysteem Red Star onder de loep genomen. Het op Fedora 11 gebaseerde Linux-systeem houdt elke wijziging die gebruikers aanbrengen in de gaten en voorziet bestanden van een 'watermerk'.
De twee onderzoekers presenteerden hun onderzoek op het Chaos Communication-congres, dat op dit moment in Hamburg plaatsvindt. Uit het onderzoek blijkt dat Noord-Korea 'elk aspect van het systeem in eigen handen wil houden'. In 2010 kwamen er al berichten naar buiten dat het land aan een eigen besturingssysteem werkte. Het systeem is gebaseerd op de linux-distributie Fedora 11 en maakt gebruik van een kernel uit 2011. De vormgeving heeft veel weg van OS X, terwijl de versie die in 2010 naar buiten kwam meer op Windows XP leek. Er zouden aanwijzingen zijn dat het systeem door tien ontwikkelaars is gemaakt.
De onderzoekers, die voor het Duitse it-securitybedrijf ERNW werken, stellen verder dat het besturingssysteem elk nieuw bestand voorziet van een 'watermerk', zonder dat de gebruiker dit merkt. Hierdoor zou het mogelijk zijn om bij te houden waar een bepaald bestand vandaan gekomen is en wie het geopend heeft. Ook zou er een daemon op het systeem draaien die de md5-hashes van kritieke bestanden in de gaten houdt. Zodra er een verandering optreedt, wordt de computer meteen herstart.
Daarnaast zou het systeem voorzien zijn van een eigen firewall en antivirussoftware, die nieuwe definities ophaalt van een server in Noord-Korea. Er zou zelfs een eigen versie van aes-encryptie gebruikt worden door het systeem. In de inschatting van de onderzoekers is het systeem het resultaat van een poging Noord-Koreaanse burgers te voorzien van een besturingssysteem met verschillende basisfunctionaliteiten en vergaande controlemogelijkheden. Er zouden geen aanwijzingen zijn dat het systeem gebruikt zou kunnen worden voor internetaanvallen.