Tien jaar geleden eindigde een tijdperk: toen steeg voor het laatst een spaceshuttle op vanaf de kust van Florida. Vier astronauten vlogen aan boord van Atlantis naar het ISS voor een missie van dertien dagen. Sindsdien staan de geplaagde ruimteveren in musea.
Met de 135ste vlucht kwam er op 8 juli 2011 een eind aan het iconische ruimtevaartuig. STS-135 gebeurde met shuttle Atlantis, de een-na-laatst gebouwde versie van het ruimteveer waarvan er uiteindelijk vijf operationeel waren. De eerste vlucht, STS-1, vond plaats met Columbia op 12 april 1981. In totaal maakten Columbia, Atlantis, Challenger, Endeavour en Discovery 135 vluchten naar de ruimte.
De Space Shuttle was een belangrijk instrument bij de bouw van het International Space Station. Veel van de grootste modules gingen aan boord van de shuttle omhoog en het ruimteveer bracht regelmatig nieuwe astronauten naar het station. Ook zou de shuttle worden gebruikt om satellieten in orbit te repareren, wat in de praktijk alleen gebeurde bij de Hubble-telescoop. Die werd tijdens verschillende missies hersteld.
:strip_exif()/i/2004468064.jpeg?f=imagenormal)
De Space Shuttle was een ongekend complex ruimtevaartuig, maar werd mede door die complexiteit geplaagd door problemen. Aanvankelijk zou het ruimteschip als een echte shuttle snel na een lancering weer de ruimte in kunnen, maar het ontwerp werd door allerlei omstandigheden zo complex dat een turnaround weken duurde. Een groot probleem kwam door de losse keramische tegels die aan de onderkant werden 'geplakt' en die als hitteschild fungeerden. Al tijdens de eerste testvlucht naar de ruimte, op STS-1, bleken die al voor potentiële problemen te zorgen toen het vermoeden ontstond dat enkele tegels los waren gekomen.
Andere problemen waren ernstiger van aard en leidden ook tot twee ongelukken. In 1986 zorgde een probleem in de Solid Rocket Boosters ervoor dat shuttle Challenger explodeerde na de lancering, waarbij alle zeven crewleden om het leven kwamen. In 2003 brak tijdens de lancering een stuk isolatiemateriaal van de externe brandstoftank af, waardoor ruimteveer Columbia tijdens de landing uit elkaar viel. Ook daarmee kwamen alle inzittenden om.
Na het ongeluk met Columbia besloot de Amerikaanse president George W. Bush het programma versneld stop te zetten. Daardoor was het jarenlang alleen mogelijk voor astronauten om met Russische raketten naar het ISS te reizen. Ondertussen zou Amerika zich voor zijn ruimtereizen meer gaan richten op traditionele raketten, met name het Space Launch System dat inmiddels veel vertraging heeft opgelopen. Intussen is het commerciële ruimtevaartprogramma van onder andere SpaceX, Boeing en andere bedrijven een groter succes en hebben capsules zoals de Dragon en de Cygnus veel taken van de spaceshuttle overgenomen.
Ondanks de geplaagde missies blijft de Space Shuttle een icoon van de Amerikaanse technologie en specifiek de ruimtevaart. De drie overgebleven shuttles Endeavour, Atlantis en Discovery staan in het California Science Center, het Kennedy Space Center en het Smithsonian Air and Space Museum in Washington.