Wat ik een beetje mis in het artikel en de discussie hierboven, is het feit dat de Europese regels nog niet in nationale wetgeving zijn omgezet,
niet hoeft te betekenen dat de regels nog niet relevant zijn.
De Europese regelgeving bestaat uit een
Richtlijn. Dit betekent dat in Europa een soort wet gemaakt is, die niet direct van kracht is in de lidstaten (zoals een
Verordening dat wel is), maar eerst moet worden omgezet in nationale wetgeving. Er wordt altijd een termijn (de implementatietermijn) gesteld waarbinnen het omzetten van de Richtlijn in nationale regels moet gebeuren. Zolang deze termijn nog niet is verstreken, is geen beroep op de Richtlijn mogelijk. De nationale regels, de oude voordat de aanpassingen zijn doorgevoerd of de nieuwe als de Richtlijn is omgezet, gewoon van kracht.
Wanneer de implementatietermijn is verstreken, dan wordt het een ander verhaal. Wanneer de implementatietermijn is verstreken en de Richtlijn is nog niet omgezet, houdt dit in feite gewoon een overtreding van EU-recht in. Niet zo netjes, en zeker niet de bedoeling!
Omdat een dergelijke schending van het EU-recht een ondermijning van het EU-recht betekent, heeft het Europees Hof van Justitie (EHJ) hier een oplossing voor bedacht. Wanneer namelijk een Richtlijn
niet of
niet juist is omgezet, kunnen ze wel direct werken. Dit houdt in dat je je wel kunt beroepen op de Richtlijn. In de zaak
Van Duyn (EHJ 4 december 1974, Zaak 41/74, ECR 1337) heeft het Hof daar twee redenen voor gegeven:
- Richtlijnen zijn bindend voor de lidstaten, en zijn dus effectiever als burgers zich er op kunnen beroepen;
- Burgers kunnen de nationale rechter vragen een prejudiciële beslissing te nemen als er vragen bestaan over Europese regels. Om dit te kunnen doen, moeten die regels in een nationale juridische procedure kunnen worden ingeroepen. Dan is het van belang dat een Richtlijn soms direct kan werken.
In het arrest
Ratti (EHJ 5 april 1979, Zaak 148/78, ECR 1692) heeft het Europees Hof nog een andere reden gegeven: als de Richtlijn was geïmplementeerd in nationale regelgeving, had het nationale rechtssysteem gebruikt kunnen worden. Door niet te implementeren kan dat eigenlijk niet, dus moet er direct effect bestaan zodat wel beroep op de Richtlijn mogelijk is.
Er is dan nog wel een aantal voorwaarden, namelijk dat een regel uit de Richtlijn wel voldoende duidelijk moet zijn om er überhaupt rechten aan te kunnen ontlenen. Dit is echter meer een voorwaarde die het onmogelijk maakt om over kleine dingen uit de Richtlijn, die niet in nationale wetgeving hoeven te komen, door burgers geprocedeerd gaat worden.
Wel is het nog relevant dat alleen tegenover de overheid een direct beroep kan worden gedaan op een Richtlijn en niet tegenover een andere particuliere partij. (Zie de zaak
Marshall, EHJ 26 februari 1986, Zaak 152/84, ECR 723.) Het is namelijk de Staat die door de Richtlijn gebonden is en niet de andere particuliere partij.
Het is dus logisch dat de Europese Commissie (en nog wel onze Nederlandse Eurocommissaris mevrouw Kroes) actie onderneemt tegen lidstaten die zich niet aan de regels houden. Deze lidstaten overtreden EU-recht, en daar staan sancties op. De lidstaten zijn immers akkoord gegaan met de regels, dus moeten ze zich er ook aan houden.
Zoals hierboven in de discussie reeds is genoemd, zijn de regels voor consumenten van groot belang. Dat de omzetting nog niet (geheel) heeft plaatsgevonden, hoeft alleen niet te betekenen dat de consumenten rechteloos zijn! Tegenover de overheid kan het dus heel goed zijn dat zeker wel rechten bestaan!
De stap van de Europese Commissie kan een juridische procedure inluiden tegen de lidstaten die traag zijn met het omzetten van de regelgeving. Van even groot belang is echter het signaal dat ervan uitgaat naar de lidstaten en de burgers van de lidstaten. Want ook de burgers hebben mogelijkheden hun overheid aan te zetten zich aan de regels te houden!
[Reactie gewijzigd door Zenyatta op 23 juli 2024 16:53]