Spreekt u ook Engels?
Tweakers doet elk jaar trouw verslag van de E3 en de Gamescom, maar slaat de Tokyo Game Show meestal over. Daar is een reden voor. Op de twee grootste beurzen in het westen bestaat het aanbod voornamelijk uit games die ook populair zijn in het westen. Dat aanbod wordt dan door partijen als Tecmo Koei, Bandai Namco, Square Enix, Capcom en Sony aangevuld met wat Japanse games. Series als Final Fantasy, Resident Evil en Dragonball Z zijn ook in Los Angeles en Keulen geen onbekenden.
In Tokio is die situatie precies andersom. Natuurlijk komen alle grote games hier ook uit. Op het moment van schrijven hangt 'arcade-wijk' Akihabara vol met reclames van Destiny, en in de talloze gamewinkels kun je vrijwel elke ooit gemaakte game nog terugvinden, dus ook onze Europese hits. Deze games hebben in Azië echter niet meer bestaansrecht dan de games die specifiek voor deze markt bedoeld zijn. In de arcadehallen richten Japanners hun aandacht op allerlei games die ons weinig zeggen, en ook op de Tokyo Game Show zelf ligt het zwaartepunt anders. Games als Monster Hunter en Gundam zorgen er sinds jaar en dag voor de langste rijen.
Dat maakt de Tokyo Game Show voor een westers medium al snel minder interessant. De beurs heeft een sterke aantrekkingskracht voor mensen die het jrpg-genre tot hun speciale interesses rekenen, maar voor anderen valt er minder te beleven. Wie zich echter open stelt voor de rariteiten en belevenissen die te vinden zijn op de beursvloer, kan zich ook als non-liefhebber van typisch Japanse games goed vermaken in de Makuhari Messe, het beursgebouw dat net buiten Tokio in de naburige stad Chiba ligt.
Die belevenissen beginnen vaak al met gebrekkige communicatie. De Tokyo Game Show is gericht op Japans publiek, en veel mensen spreken geen Engels, of durven het beetje Engels dat ze wel spreken niet echt te gebruiken. Dat maakt extra uitleg krijgen over producten of het überhaupt volgen van presentaties op de beursvloer alvast een mooie uitdaging. Ook een klassieker: de blinde paniek zien toeslaan bij een vriendelijke Japanse persdame als je te kennen geeft graag in het Engels te willen spreken - en waarbij de enige collega die naar verluidt wel een woordje Engels kan, op die momenten nooit in de buurt blijkt te zijn.
Westerse versus oosterse games
Met handen en voeten kom je echter ook in Japan best ver, en soms is het ook niet eens nodig om vragen te stellen of een gesprek te voeren om er achter te komen met wat voor game je te maken hebt, temeer omdat - voor het oog van een redelijk onwetende westerse gamer - veel games inwisselbaar lijken te zijn. Nog zonder een seconde gameplay van de diverse games te hebben gezien, kunnen we stellen dat liefhebbers van tienermeisjes met niet al te veel kleding aan zich op de Tokyo Game Show goed kunnen vermaken.
Nu moet gezegd worden dat veel van die games een stuk onschuldiger blijken te zijn dan hun reclameposters doen vermoeden. Toch zitten er ook wel wat dubieuze games bij. Denk bijvoorbeeld aan een dating-game waarbij de meisjes die je date er toch wel érg jong uit zien. Dat specifieke spel vonden we in de hoek van de onafhankelijke ontwikkelaars terug, maar denk niet dat grote bedrijven hun handen niet branden aan controversiële projecten. Zo liep menigeen op de Bandai Namco-stand rond op zoek naar 'Summer Lesson', het vorig jaar aangekondigde VR-project van Harada en het Tekken Team waarin spelers met een Project Morpheus-helm op hun hoofd in contact komen Japanse schoolmeisjes. Summer Lesson bleek overigens niet aanwezig op de Tokyo Game Show dit jaar.
Om bovenstaande wel even in het juiste perspectief te houden: het is niet zo dat dergelijke games de overhand hebben op de Tokyo Game Show. Ook het overgrote deel van de Japanse games bestaat uit heel serieuze games. Zo was deze beurs voor consumenten, maar ook voor veel journalisten, de eerste mogelijkheid om aan de slag te gaan met Biohazard: Revelations 2, oftewel: Resident Evil: Revelations 2. Verder toonde Sega Yakuza Zero voor het eerst, en trok Konami een fiks publiek toen Hideo Kojima op het podium een geheel nieuwe demonstratie van Metal Gear Solid: The Phantom Pain liet zien. Op datzelfde podium werd later op de dag ook het Silent Hill-project PT nog besproken. Tekenend: de stand van Electronic Arts, met games als FIFA 15, Battlefield: Hardline en Dragon Age: Inquisition bleef rustig. Het was zelfs zo rustig dat een Japans meisje ons bijna smeekte naar binnen te gaan bij de Dragon Age-presentatie, omdat het zaaltje maar halfvol zat ...
Van de 'grote drie' was Nintendo, zoals gebruikelijk op de Tokyo Game Show, afwezig. Microsoft was er wel, maar pakte voornamelijk uit met games die we in het westen maar al te vaak hebben kunnen zien en spelen. Call of Duty: Advanced Warfare was onlangs nog uitgebreid speelbaar op de Gamescom en ook Forza Horizon 2 en Sunset Overdrive zijn bekend. Daarmee is Microsoft eigenlijk een vreemde eend in de bijt. De sterke focus op westerse games heeft eigenlijk geen pas op een beurs als de Tokyo Game Show. Aan de andere kant: Microsoft heeft zelf al een aantal jaar amper echt Japanse games meer in huis, en bovendien is de Xbox One net uitgekomen in Japan. De relatief grote aanwezigheid op de beursvloer zou dus ook als ondersteuning van die introductie kunnen worden gezien .
Het maakt de stand van concurrent Sony echter wel eenvoudig tot de meer interessante. In de eerste plaats valt daar op dat de PlayStation Vita het in Japan nog relatief goed doet. Meer dan Europeanen spelen Japanners games als ze buiten de deur zijn, bijvoorbeeld in de metro of de trein. Vooral daardoor doen handhelds het er beter dan in Europa of de Verenigde Staten. Toch ging ook bij Sony de meeste aandacht uit naar de PlayStation 4-games. Bloodborne, dat gemaakt wordt door de Japanse Dark Souls-ontwikkelstudio From Software, bleek daarbij veruit het populairst.
Over kale hoofden en een muis
Het begint dus met te accepteren dat het allemaal net even anders is dan in Europa of de Verenigde Staten. Hoe anders het echter is, moesten we op dat moment nog uitvinden. Na enig speurwerk vonden we namelijk waar we stiekem een klein beetje naar op zoek waren: vreemde dingen. Dan doelen we nog niet eens op games, maar op vooral op manieren om games te besturen. De Tokyo Game Show was in het verleden al vaker toneel voor allerhande accessoires die we nooit in Nederland en België hebben zien verschijnen. Die accessoires ontbraken dit jaar een beetje, maar gelukkig was er voor liefhebbers van een 'rariteiten-parade' nog genoeg leuks te vinden.
Drie kale koppen
Zo passeerden we op een gegeven moment een stand met niet een, maar liefst drie spelletjes die je niet zou doen als er überhaupt iemand die je kent in de buurt zou zijn. Laten we beginnen met de game die wij 'Kale koppenscanner' hebben genoemd. Bewapend met een supermarktscanner werden we neergezet voor een scherm met daarvoor drie hoofden met wat woldraden er overheen gespannen. Die draden vormden een barcode, en elke barcode vertegenwoordigde een bepaalde waarde in Yen. Het doel van het spel is dan om de op het scherm weergegeven waarde bij elkaar te krijgen door de hoofden te scannen en de gevraagde waarde te accumuleren. Erg simpel en meer een techdemo dan een game, maar zeker raar.
/i/2000546338.jpeg?f=imagenormal)
Een paar meter verder werd het er niet minder raar op: ouderwets 'hoofd-schouders-knieën-teen', maar dan op een manier waarbij je het terugziet in een game. Een Japanse dame die het spelletje voor ons wilde demonstreren - want ja, sommige dingen gaan zelfs ons te ver - trok twee handschoenen en een speciaal schort aan. Je voelt hem aankomen: op basis van de Japanse versie van het bovengenoemde liedje deed ze het welbekende dansje, als was het een soort Singstar of Just Dance voor kinderliedjes en -dansjes.
Zittend op een hobbelmuis
Voor het laatste onderdeel van deze stand, en zeker ons meest zelfbewuste moment van deze Tokyo Game Show, moesten we plaatsnemen op een grote muis, wat eigenlijk gewoon een groot hobbelpaard met wat aankleding er overheen was. Zittend op de megamuis kregen we een Oculus Rift op ons hoofd en vervolgens kregen we de staart van de muis als controller in onze handen. Het idee: je loopt als muis rond in diverse kamers in een huis en slaat met je staart defecte stekkers uit de muur, en dat dan zo snel mogelijk. En dan zit je daar dus. Een volwassen, Nederlandse vent die anderhalf keer zo lang is als de rest van het publiek, op een hobbelmuis, terwijl je wild om je heen slaat met een muizenstaart ... Tegen het einde van de demo volgde overigens nog de moraal van dit verhaal: stekkers uit het stopcontact halen als je weg gaat kan je jaarlijks een hoop geld schelen, en het is natuurlijk goed voor het milieu.
/i/2000546340.jpeg?f=imagenormal)
Het moet gezegd worden dat geen enkele stand op de Tokyo Game Show in de buurt kwam van deze stand. Toch vonden we elders ook nog wel aparte dingen. Twee Japanse 'boothbabes' deden erg hun best het aanwezige publiek een potje 'whack-a-mole' te laten spelen, of althans hun kleurrijke variant daarop. Elders kon een game gespeeld worden die veel leek op een moderne versie van Space Invaders, maar met een twist: je kunt je schip alleen bewegen en je kunt alleen schieten als je genoeg energie opwekt met je fiets. Niet dat dit systeem ooit je huiskamer zal bereiken, maar het idee kreeg best wat bekijks. Dat kwam mede doordat de verschillende gamers lang niet allemaal over een goede fysieke conditie bleken te beschikken: ze moesten de longen uit hun lijf trappen.
Aan de drugs?
Niet alle rariteiten die we tegenkwamen vallen echter in de categorie 'horen we nooit meer iets van'. En ze horen ook niet eens allemaal bij een specifieke game. Wellicht heb je er de afgelopen maanden iets van meegekregen: in de wereld van eSports is doping tegenwoordig een ding. Logisch ook: het prijzengeld dat pro-gamers kunnen winnen loopt inmiddels vaak in de miljoenen, dus het is niet vreemd dat alle middelen die naar succes kunnen leiden worden uitgeprobeerd. En dus zijn er ook bedrijven die daar op inspelen, zeker nu de steeds weer terugkomende discussies over dopinggebruik in eSports zouden kunnen leiden tot dopingtests bij grote toernooien.
/i/2000546335.jpeg?f=imagenormal)
Een van die bedrijven is Wakasa, een bedrijf dat zich richt op het optimaliseren van het vermogen dat het oog heeft om contrast waar te nemen. Wie beelden scherper ziet, zal ook beter zijn in een spel, is de gedachtegang daarbij. Als test moesten we in een apparaat kijken waarin drie zwarte puntjes te zien waren. Het middelste puntje veranderde bij aanvang van de test van kleur en begon eens in de zoveel tijd te knipperen. Dat gebeurde eerst heel lichtjes, en na verloop van tijd steeds heftiger. Zodra de knipper waarneembaar was, moest er op een knop worden gedrukt. Het idee is natuurlijk: hoe eerder je de flikkering door hebt, hoe beter je in staat bent contrast te zien.
Mede door een nog sterk aanwezige jetlag scoorden we op die test niet al te best. "Met ons product kun je je prestaties verbeteren" is dan taal die van ons meteen de veroordeling 'kwakzalver' op had geleverd, ware het niet dat het middeltje dat Wakasa ontwikkeld heeft helemaal niet raar is. Sterker nog: wie regelmatig een flinke bak spinazie weghapt zou deze hulmiddelen, met daarin luteïne als belangrijkste werkende stof, waarschijnlijk niet nodig hebben. Toch betwijfelen we of dit in de Benelux, waar we toch wat nuchterder in het leven staan, echt aan zal slaan. Volgens de enthousiaste medewerker van het bedrijf was het echter nu al een absolute hit onder Japanse pro-gamers, dus zeg nooit 'nooit'. Wie weet zitten onze beste gamers over een tijdje ook wel aan de contrastpillen ...