De sportzomer is in volle gang. En wat voor sportzomer: de bal rolt inmiddels op het EK voetbal in Duitsland en daarna volgen nog de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Ondertussen tuft ook de F1-kalender rustig door. Als het om sport kijken gaat, is niets zo mooi als een lekker groot scherm, behalve een nóg groter scherm. Van de high-end televisies die we doorgaans testen, lopen de prijzen van de echt grote modellen, van minimaal 75”, al snel in de duizenden euro’s. Om de bankrekening een beetje te ontzien – je wil vast ook nog met vakantie – zijn we op zoek gegaan naar tv’s die over een beelddiagonaal van 75” beschikken én voor minder dan 800 euro te koop zijn. We kwamen uit op drie modellen: de Hisense 75A79KQ (vanaf 777 euro), de Samsung 75CU7100 (vanaf 775 euro) en de TCL 75P635 (vanaf 799 euro).
Het spreekt vanzelf dat je voor dergelijke prijzen niet het neusje van de zalm hoeft te verwachten. Zo kan geen van deze tv’s overweg met 120Hz-gamebeelden; de max ligt op 60Hz. Ook gaan we er niet van uit dat deze eenvoudige lcd-modellen zonder fijnmazige local dimming de hdr-piekhelderheden en zwartwaarden halen die we gewend zijn van duurdere oled- en miniledtelevisies. Verder vragen we ons af of er misschien bespaard is op materialen, aansluitingen en verwerkingskracht. En wat dat dan betekent voor het sportkijkplezier. Voor bijvoorbeeld voetbal is een beetje redelijke beeldinterpolatie wel fijn. Hoe is dat geregeld bij deze betaalbare modellen? En hoe bevallen de smart interfaces op deze tv’s, die allemaal een ander systeem gebruiken?
Al deze vragen beantwoorden we op de komende pagina’s. Eerst bespreken we kort de belangrijkste uiterlijke kenmerken en interfaces van de individuele tv’s. Dat doen we op alfabetische volgorde, wat betekent dat we aftrappen met de Hisense 75A79KQ om daarna de Samsung 75CU7100 en de TCL 75P635 te behandelen. Ten slotte vergelijken we energiegebruik, gamefuncties, geluidskwaliteit en beeldkwaliteit van de apparaten.