De Nobelprijs voor de natuurkunde is toegekend aan twee Japanners en een Amerikaan voor de uitvinding van de blauwe led. De uitvinders zijn geslaagd waar anderen hebben gefaald, volgens de jury, en de blauwe leds hebben tot een nieuw zuinig alternatief voor andere lichtbronnen gezorgd.
De Nobelprijs voor Natuurkunde 2014 is toegekend aan Isamu Akasaki en Hiroshi Amano van de Japanse universiteit van Nagoya en de in Japan geboren Amerikaan Shuji Nakamura van de Amerikaanse universiteit van Californië. De drie krijgen de prestigieuze prijs voor het ontwikkelen van de blauwe led begin jaren negentig.
De uitvinding heeft voor een 'fundamentele transformatie van lichttechnologie' geleidt, aldus de jury. De ontwikkeling van een blauwe led heeft lang op zich laten wachten maar was fundamenteel om van leds een bruikbaar alternatief voor andere lichtbronnen als bijvoorbeeld de gloeilamp te maken. Rode en groene leds werden al eind jaren zestig ontwikkeld, maar voor wit licht was ook een blauwe led noodzakelijk. Naast de combinatie van rode, groene en blauwe leds voor wit licht worden blauwe leds ook gecombineerd met gele fosfor voor efficiënte witte leds.
In de jaren erna strandden pogingen van wetenschappers om blauwe leds met een hoge helderheid te ontwikkelen, tot Shuji Nakamura in 1994 zijn blauwe led op basis van het halfgeleidermateriaal indiumgalliumnitride demonstreerde. Een obstakel was lange tijd de moeilijkheid om galliumnitride op een substraat te laten groeien, maar Nakamura slaagde erin om het materiaal gecontroleerd te doteren.
De technologie heeft eraan bijgedragen dat de trend van verdubbeling van de helderheid van leds om de 36 maanden in stand bleef en lampen met wit licht oude alternatieven verdrongen. Het record wat betreft helderheid ligt bij leds op 300lm/W, waar dat bij de gloeilamp op 16 ligt. Door de zuinigheid en lange levensduur biedt led-verlichting wereldwijd voordelen op het gebied van milieu, zo tekent de Nobelstichting aan.