De Universiteit Twente heeft kabels ontwikkeld die veel minder opwarmen dan verwacht waardoor de supergeleiding intact blijft bij gebruik bij een kernfusie-energiecentrale. De verwachting is dat het Twentse systeem een wereldwijde standaard zal worden.
Het kabelsysteem is een cruciaal onderdeel bij kernfusiereactors, waarvan er wereldwijd enkele ontwikkeld worden, waaronder het ITER in het Franse Cadarache. Kernfusie is een proces dat ook in sterren plaatsvindt. Lichte atoomkernen smelten samen tot zwaardere, waarbij enorm veel energie vrijkomt. Het is al tientallen jaren een veelbelovende manier om een onuitputtelijke en schone bron van energie te verkrijgen, maar een groot probleem is het beheersen van de fusie-energie. De kernfusie vindt plaats in plasma van 150 miljoen graden Celcius.
Een supergeleidend kabelsysteem kan voor een sterk magneetveld van 13 tesla zorgen dat de energieopwekkende extreem hete plasma in de reactorkern bedwingt. Voor kernfusieonderzoek en de uiteindelijke centrales is het van groot belang dat kabels de hitte lang kunnen verdragen: de magneetspoelen nemen een derde van de kosten van een fusiecentrale voor hun rekening. Om het kernfusieproces niet te laten uitdoven is ook belangrijk dat de kabels niet zelf te warm worden. De Universiteit Twente claimt nu een doorbraak bij het ontwikkelen van dergelijke kabels te hebben behaald door ze op een bepaalde manier te vervlechten.
De kabels zijn hol en om de weerstand te laten wegvallen bevatten ze vloeibaar helium om de temperatuur te verlagen tot -269 graden Celsius. Hierdoor kan de stroomsterkte oplopen tot 45.000 ampère voor het opwekken van een krachtig magneetveld. Als de temperatuur te ver oploopt, door de magneetveldwisselingen, kan de supergeleiding wegvallen, beschrijft de Universiteit Twente, waardoor het fusieproces wegvalt.
De universiteit draait om de holle binnenste kabel bundels van draden met een dikte van 0,8 millimeter: eerst wordt een bundel van twee draden van supergeleidend niobiumtin en een van het hittevaste koper gemaakt. Van deze bundels worden er steeds drie samengepakt en in elkaar gedraaid, tot de totale kabel de gewenste dikte van een pols heeft. "De lengte waarover de draad spiraliseert - de spoed - en de onderlinge verhoudingen tussen de opeenvolgende vlechten, blijken cruciaal", verklaart de Universiteit Twente. "Verhoogde spoed van de eerste vlechten maakt de kabels beter bestand tegen de mechanische mega-krachten en voorkomt sterke vervormingen." Deze eigenschap blijkt bij de kabels van de universiteit veel beter dan verwacht en daardoor is de komst van een fusie-energiecentrale een stap dichterbij gekomen.