Woensdag 3 februari werd voor het eerst een waterstofplasma van 80 miljoen graden in de Wendelstein 7-X-stellarator gemaakt. Het plasma bleef minder dan een seconde keurig binnen het magneetveld van de reactor, waarna het weer verdween.
Bondskanselier Angela Merkel mocht in het Max Planck Instituut in het Duitse Greifswald op een knop drukken om het proces in gang te zetten. Door haar handeling werd waterstof in de Wendelstein 7-X gespoten om daarna een waterstofplasma te produceren dat een fractie van een seconde bleef bestaan.
Dit plasma werd gevormd door een heel kleine hoeveelheid waterstofgas met een puls microgolven van twee megawatt te verwarmen. Daarmee werd een extreem heet waterstofplasma met zeer lage dichtheid gevormd. Dit betekent dat de elektronen van de atoomkernen worden gesplitst. Dit proces en deze extreme temperaturen worden door middel van magneetvelden in de hand gehouden. Als iets met een temperatuur van 80 miljoen graden de wand zou raken, dan zou dat onherroepelijk leiden tot grote problemen.
Dit is de tweede fase van het onderzoek in Greifswald. De eerste fase startte op 10 december 2015 met test met helium. Een plasma van helium is veel minder heet, tot zo'n zes miljoen graden. Deze tests dienden onder andere om de binnenkant van de wanden van de plasmakamer schoon te branden. Met het helium-plasma werd al 300 keer een plasma gevormd, waarbij langzaam naar de zes miljoen graden werd toegewerkt.
De tweede testfase met het waterstofgas loopt tot midden maart, waarna de plasmakamer geopend wordt en er koolstof tegels ter bescherming van de wanden van de kamer geïnstalleerd worden. Hierna moet het mogelijk zijn om nog veel hogere temperaturen te halen en langer een plasma te vormen, tot wel tien seconden, legt Thomas Klinger op de site van het instituut uit. Over vier jaar moeten ontladingen tot 30 minuten kunnen duren die opgewarmd worden met 20 megawatt aan energie, waarbij het plasma een temperatuur van ongeveer 100 miljoen graden bereikt.
Als het dan eenmaal zover is, is er nog geen kernfusie. De kernfusie die de onderzoekers teweeg willen brengen vereist een mengsel van zwaar en superzwaar waterstof, namelijk deuterium en tritium. Met die reacties wordt de reactor ook radioactief, iets waar het experiment in Greifswald niet voor gebouwd is.
Beeld van eerste waterstofplasma in de Wendelstein 7-X
De reactor is wel gebouwd om te onderzoeken of het mogelijk is daadwerkelijk energie te produceren met een stellarator-reactor. Het onderzoek moet uitwijzen of een stellarator inderdaad beter is in het in evenwicht houden van het plasma dan een bekendere tokamak-reactor. Die laatste is een fusiereactor in een donutvorm. Het probleem van een tokamak is dat die geen plasma voor langere tijd kan vasthouden, omdat het plasma met veel moeite in de donutvorm gehouden moet worden door een enorme hoeveelheid vermogen.
In een fusiereactor als een stellarator kan het plasma zijn natuurlijke vorm aannemen, waardoor het veel makkelijker moet zijn om het plasma op de juiste plaats te houden. De magnetische kooi, die het plasma moet bevatten, wordt gevormd door zeer sterke magneten. De magneten moeten ingewikkelde vormen aannemen in een stellarator; het is dan ook zeer moeilijk om de juiste vorm te berekenen. De Wendelstein 7-X bestaat uit zo'n 20 miljoen onderdelen die allemaal met de grootst mogelijke precisie in elkaar moeten passen.
Het doel van het onderzoek is om uiteindelijk een energiecentrale te ontwikkelen die met kernfusie energie opwekt, net zoals de zon en sterren doen. Een fusieproces start pas bij meer dan 100 miljoen graden, terwijl het plasma niet in contact mag komen met de wanden van het reactorvat. Die wanden zijn extreem koud omdat de magneten moeten worden afgekoeld tot vlakbij het absolute nulpunt van -273,15 graden Celsius.
In het Franse Cadarache wordt momenteel een tokamak-reactor gebouwd, ITER. Deze reactor zou al in 2016 gaan draaien, maar dat is uitgesteld tot ten minste 2020. De eerste experimenten vinden dan hopelijk in 2027 plaats.