Het Amerikaanse Hooggerechtshof gaat het cassatieberoep over de mogelijkheid tot het patenteren van methoden van zakendoen in behandeling nemen. De uitspraak heeft waarschijnlijk ook gevolgen voor softwarepatenten.
In 2000 probeerden Bernard Bilski en Rand Warsaw patent te krijgen op een methode om met financiële constructies energie tegen vaste prijzen te kunnen aan- of verkopen, waarbij rekening gehouden werd met het verwachte weer in een bepaald seizoen. Het Amerikaanse patentbureau weigerde dit toe te kennen met als argument dat een methode van zakendoen niet patenteerbaar was. In 2006 bevestigde de patentencommissie dit oordeel, waarna Bilski en Warsaw in beroep gingen bij het Court of Appeals, dat oordeelde dat het patent terecht was afgewezen.
Hierop gingen Bilski en Warsaw naar het Amerikaanse Hooggerechtshof, dat nu heeft aangekondigd zich over de zaak te zullen buigen. De zaak wordt door velen met grote belangstelling gevolgd. Weliswaar is het patent van Bilski en Warsaw op zichzelf niet zo belangrijk, maar een duidelijke afbakening van wat wel en niet patenteerbaar is, is dat wel. Volgens velen is het Amerikaanse patentsysteem ontspoord en zijn vooral patenten op niet-fysieke zaken, zoals software en methoden van zakendoen, hiervoor verantwoordelijk.
Volgens de Amerikaanse patentwet zijn algoritmen niet patenteerbaar, maar het Hooggerechtshof besliste in 1981 dat een fysiek proces dat wordt bestuurd door software wel patenteerbaar is, wat de deur voor softwarepatenten openzette. Sindsdien is het aantal softwarepatenten explosief toegenomen, maar het Hooggerechtshof heeft zich tot dusverre nooit opnieuw uitgesproken over de toelaarbaarheid ervan.
Studies hebben uitgewezen dat er in de VS ieder jaar meer dan 11 miljard dollar wordt uitgegeven aan patentgeschillen. Met uitzondering van de chemische en farmaceutische industrie is dat veel meer dan er aan licentierechten omgaat, zo bericht Ars Technica. De noodzaak om hieraan iets te doen is wel duidelijk, maar omdat de belangen van de verschillende partijen zo uiteenlopen bleek het onmogelijk om overeenstemming over nieuwe wetgeving te bereiken.
Het Hooggerechtshof heeft de laatste jaren getoond ernaar te neigen om de rechten van patenthouders in te perken. Mogelijk zal het hof dat ook nu doen met de patenteerbaarheid van niet-fysieke zaken.