Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft maandag een hoorzitting gehouden in een zaak waarbij zal worden geoordeeld of een methode van zaken doen patenteerbaar is. Waarschijnlijk wordt ook over het patenteren van software beslist.
Bernard Bilski en Rand Warsaw wilden in 1997 patent aanvragen op een financiële constructie om energie tegen vaste prijzen te kunnen aan- of verkopen, onafhankelijk van het verbruik. Het patentbureau weigerde het patent te verlenen, omdat dit te abstract zou zijn. De aanvragers gingen tegen deze afwijzing in beroep, maar in 2008 bevestigde het Hof van Beroep de afwijzing. De twee ondernemers besloten het besluit aan te kaarten bij het Hooggerechtshof, dat in juni van dit jaar besloot om de zaak in behandeling te nemen.
De zaak wordt door vele partijen met grote belangstelling gevolgd, omdat er een miljardenindustrie op het spel staat. De verwachting is namelijk dat de uitspraak van het Hooggerechtshof zich niet zal beperken tot de patenteerbaarheid van methoden van zaken doen, maar ook zal gaan over het verlenen van patenten op software. Het is voor het eerst sinds 1981, toen de deur voor softwarepatenten werd opengezet, dat de hoogste rechters van de VS zich over de patenteerbaarheid van niet-fysieke zaken zullen gaan uitspreken.
Op de zitting van maandag toonden de rechters de nodige skepsis over patenten op abstracte zaken, zo meldt AP. Michael Jakes, de advocaat van Bilski en Warsaw, verklaarde dat het weigeren van patenten op abstracte zaken in de huidige informatiemaatschappij veel te veel nuttige uitvindingen zou uitsluiten. De rechters wilden daarop weten waar volgens Jakes de grens zou moeten liggen en of een methode voor het trainen van paarden of voor speeddaten in aanmerking zou moeten komen.
Rechter Stephen Breyer merkte op dat, in de tijd dat hij nog docent was, zijn methode voor het onderwijzen van antitrustwetgeving 80 procent van de studenten wakker hield. Hij vroeg zich af hij ook hier patent op zou kunnen krijgen. Volgens Breyer zou de redenering van Jakes ertoe leiden dat letterlijk alles met betrekking tot zaken doen te patenteren zou zijn. "Iedere zakenman met succes heeft wel iets speciaals, anders zou hij geen succes hebben. Moet dat allemaal te patenteren zijn?", vroeg hij zich af. Hierop antwoordde Jakes bevestigend.
Het Hof van Beroep had het patent afgewezen op grond van het feit dat het geen betrekking had op een 'machine of transformatie'. Sommige rechters vroegen zich af of deze beperking niet wat te strikt was, en het onmogelijk zou zijn om patent te krijgen op computerprogramma's of andere belangrijke uitvindingen die als processen gepatenteerd worden.
Volgens Malcolm Stewart, de advocaat van het patentbureau, zouden deze nog altijd in aanmerking komen als ze verbonden zijn aan een machine, zoals een computer. Hij drong er bij het Hof op aan om de zaak niet te gebruiken om een uitspraak te doen over de patenteerbaarheid van software of andere zaken die als processen worden beschreven. Het Hooggerechtshof doet waarschijnlijk in juli uitspraak.