In de Amerikaanse staat Georgia wordt wetgeving voorbereid om het verborgen gebruik van gps-trackers te verbieden, tenzij ze door opsporingsdiensten worden ingezet, of door ouders die willen weten waar hun kroost uithangt.
Volgens het voorstel is het verboden om een 'elektronisch trackingapparaat te gebruiken om de locatie of bewegingen van een persoon te achterhalen zonder dat deze daar toestemming voor geeft'. Uitgezonderd van het verbod zijn opsporingsdiensten, bedrijven die hun eigen wagens willen kunnen volgen en ouders die hun kinderen 'taggen', aldus Ars Technica. Privédetectives, die geregeld gebruikmaken van gps-trackers, vallen echter wel onder het voorgestelde verbod, en zouden hard lobbyen om dergelijke apparaten te mogen blijven inzetten.
De politie mag volgens een uitspraak van het federale hooggerechtshof al sinds 1983 mensen zonder hun medeweten elektronisch volgen, zonder dat daar een gerechtelijk bevel voor is vereist. De argumentatie van de rechters was destijds dat elektronische middelen niets afdeden aan de 'redelijke verwachting van privacy' van de gevolgde persoon. Met andere woorden: elektronisch tracken is niet erger dan fysiek volgen omdat mensen nou eenmaal niet kunnen verwachten dat ze zich in het geheim op de openbare weg kunnen begeven.
Het continu fysiek volgen van mensen werpt echter praktische barrières op die een vorm van de facto privacy oplevert, en nieuwe technologie kan deze barrières elimineren, stelt Ars Technica. Daarom zouden politici, in plaats van te onderzoeken of een uitzondering op de wet voor privédetectives gerechtvaardigd is, er wellicht beter aan doen vraagtekens te plaatsen bij de 26 jaar oude redenering van het hooggerechtshof.