AnandTech ging aan de slag met een Xeon 3,6GHz met Intels EM64T-extensies en zette deze in de ring tegenover een Athlon64 3500+. Om de benchmarks eenvoudig reproduceerbaar te maken voor gebruikers werd gebruikgemaakt van een Suse 9.1 Pro-installatie, in tegenstelling tot de zelfgecompileerde distro die meestal gebruikt wordt voor 64bit-systemen. Het testsysteem was verder voorzien van 1GB RAM-geheugen en de AMD-processor werd geïnstalleerd op een nVidia nForce 3 referentiebord, terwijl de Intel-chip op een SuperMicro Tumwater X6DA8-G2 geplaatst werd.
In een eerste test wordt een 700MB groot audiobestand gecodeerd met Lame. Hierin moeten de beide Xeon's (met en zonder HyperThreading) het met een benodigde tijd van 225 seconden nipt afleggen tegen de Athlon 64 die de klus in 222 seconden klaart. POV-RAY is een open-sourceoplossing voor het renderen van 3d-beelden en vormt de kern van de volgende test. Aangezien dit programma geen multithreading ondersteunt, verbaast het AnandTech niet dat de Xeon met HT het slechts even goed doet als de Intel-chip zonder deze technologie. Wel doet de Athlon 64 het dankzij zijn on-chip geheugencontroller hier beduidend beter.
Wanneer het geluidsbestand dat in de eerste test gecodeerd werd, gecomprimeerd wordt met Gzip hebben de Intel-processoren dan weer een nipte, zo goed als verwaarloosbare voorsprong. Deze voorsprong wordt duidelijk groter bij de SQL-benchmark met select-statements, maar gaat weer verloren bij de insert-opdrachten. Bij deze laatste kan de Xeon zonder HyperThreading de Athlon nog net bijhouden, maar hinkt de chip met deze technologie hopeloos achteraan. Wanneer met behulp van Primegen getest wordt neemt de HyperThreaded Xeon echter de leiding, op de voet gevolgd door zijn collega en met een honderdtal seconden voorsprong op de AMD-chip. In Super Pi 2.0 moet de Athlon 64 het opnieuw afleggen tegen beide Xeon's en met TSCP (een schaakprogramma) halen de Xeon-processors zelfs ruimschoots 250.000 nodes tegenover slechts 155.000 voor de Athlon 64 3500+.
Om het gedeelte met synthetische benchmarks af te sluiten wordt Ubench nog even opgestart. In het cpu-gedeelte neemt Intel opnieuw de eerste en tweede plaats in, op enige afstand gevolgd door AMD, maar in de geheugentest probeert de Athlon 64 zich te herstellen met een tweede plaats tot gevolg. Over het algemeen blijft deze processor uit de AMD-renstal echter met een neuslengte achter op de Xeon met HT en een 50.000-tal 'marks' achterstand op de Xeon zonder HT-technologie. Een laatste testronde situeert zich op het encryptieterrein. Met John the Ripper worden een Blowfish-encryptie, een MD5-berekening en een DES-versleuteling uitgevoerd en keer op keer blijkt de Xeon-cpu de snelste te zijn.
In de conclusie schrijft AnandTech dat, hoewel de Athlon 64 3500+ en de Xeon met 64 bits extensies niet ontworpen zijn om met elkaar te concurreren, de vergelijking tussen beide processoren toepasselijker is dan vooraf gedacht werd. In rekenintensieve applicaties is de Xeon de onbetwistbare leider. Zelfs met John the Ripper, wat verschillende optimalisaties gebruikt had de Athlon-processor telkens een achterstand van minstens veertig procent. Belangrijk is wel om te vermelden dat de Xeon-processor die getest werd van eigenaar wisselt voor 850 dollar, terwijl de Athlon 3500+ al beschikbaar is voor 500 dollar minder en bovendien trager geklokt is. Puur op basis van prestaties is Intel dus de betere keuze, maar het kostenplaatje en het warmteprobleem zijn belangrijke, subjectieve, factoren.
![]() | |||
![]() | ![]() | ||
![]() | |||
![]() | Xeon 3,6GHz | ![]() ![]() ![]() | ![]() |
![]() | |||
![]() | Xeon 3,6GHz HT | ![]() ![]() ![]() | ![]() |
![]() | |||
![]() | Athlon 64 3500+ | ![]() ![]() ![]() | ![]() |
![]() |
![]() | |||
![]() | ![]() | ||
![]() | |||
![]() | Athlon 64 3500+ | ![]() ![]() ![]() | ![]() |
![]() | |||
![]() | Xeon 3,6GHz HT | ![]() ![]() ![]() | ![]() |
![]() | |||
![]() | Xeon 3,6GHz | ![]() ![]() ![]() | ![]() |
![]() |