Veel ouders weten niet hoeveel gevaar hun kinderen lopen op het wereldwijde web, zo blijkt uit een onderzoek van de London School of Economics and Political Science. In een enquête werd aan ruim vijftienhonderd jongelingen tussen de negen en negentien jaar oud gevraagd wat zij deden en tegenkwamen online; negenhonderd van hun ouders werd gevraagd wat hun verwachtingen over het antwoord van de kinderen was. Negentig procent van de kinderen zegt het wereldweb te gebruiken voor huiswerk, rond de zeventig procent maakt gebruik van e-mail of speelt online spelletjes en vijfenvijftig procent zegt regelmatig politieke of maatschappelijke sites te bezoeken.
Opvallend waren de grote verschillen tussen de verwachtingen van de ouders en de werkelijkheid zoals de kinderen deze rapporteerden. Zo denkt vijf procent van de ouders dat zijn kind persoonlijke informatie vrijgeeft op het net, terwijl 46 procent van de kinderen zegt dit wel eens gedaan te hebben. Acht procent van de jongelingen gaf zelfs aan wel eens met iemand van het internet gemeet te hebben. Op virtueel-seksueel gebied blijken de bloedjes van kindertjes ook lang niet zo onschuldig als paps en mams denken: 57 procent zegt wel eens pornografie tegen te zijn gekomen op het net, terwijl de ouders dit op een schamele zestien procent hadden ingeschat.
Tien procent van de jeugd zegt zelf bewust op zoek te zijn geweest naar pornografisch materiaal. Een derde van de jongeren zegt wel eens verbaal te zijn lastiggevallen terwijl ze online waren, slechts vijf procent van de ouders is zich hier van bewust. Volgens professor Sonia Livingstone is het verbieden van surfen niet de oplossing voor de gevaren op het internet. Wanneer het kinderen verboden wordt om online te zijn, lopen zij behalve de gevaren ook een hoop educatieve voordelen mis. Zij zegt het belangrijk te vinden dat zowel ouders als kinderen getraind worden in het omgaan met het net, zodat beiden de gevaren van het alomspannende web beter kunnen inschatten.