Nature bericht dat onderzoekers een nieuw type glasvezelkabel hebben ontwikkeld dat minder licht lekt. Het lekken van licht is een probleem bij huidige glasvezelkabels waardoor het noodzakelijk is om na elke vijftig kilometer een versterker op de lijn te plaatsen. Wanneer deze kapot gaat, kan dat een dure zaak zijn indien de kabels op een moeilijk te bereiken plek, zoals de bodem van de zee, liggen. De nieuwe kabels zijn ontwikkeld door de Harvard universiteit in Cambridge onder leiding van Eric Mazur.
De kabels hebben een diameter van slechts vijftig miljoenste millimeter wat tienduizend maal dunner is dan de huidige, haardikke, kabels. Het is niet de eerste keer dat onderzoekers slagen om kabels te maken met deze afmetingen, maar het is wel de eerste keer dat deze kabels voldoende glad zijn om licht te transporteren. De nieuwe dunne kabels zijn veel flexibeler dan de huidige kabels waardoor ze gemakkelijker (scherpe) bochten kunnen maken zonder veel licht te verliezen. De huidige glasvezelkabels verliezen de grootste hoeveelheden licht in de bochten. Hieronder het productieprocédé van de kabels uitgelegd:
Most commercial optical fibres are made of glass - silicon dioxide, or silica - drawn into fibres by heating thicker rods and pulling them. The narrower fibres become, the more difficult it is to keep the drawing process even. If one section is hotter than the rest, it is softer and thins out more easily.
Mazur and colleagues overcome this problem by spooling their fibres onto a heated sapphire needle. Sapphire is a good conductor, so the heat is distributed very evenly.
First the researchers make a fibre about 1 micrometre wide by a normal pulling method. They then wind this around the hot sapphire tip. Its heat softens the glass fibre as it spools on.
