Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in een 219 pagina's tellend document zijn bevindingen gepubliceerd over het ICT-gebruik binnen de Nederlandse samenleving in de periode 1998-2001. In het rapport komt het bedrijf onder meer tot de conclusie dat het aantal personen met een internetaansluitingen in drie jaar tijd verzesvoudigd is, en deze mensen ook een stijging hebben veroorzaakt in het aankopen van producten via de elektronische snelweg. Daarnaast hebben meer mensen thuis een computer staan met een internetverbinding. Gemeten in november 2001 bleken de meeste consumenten een analoge internetaansluiting te hebben verkregen. Kabelinternet kwam op een tweede plek en was daarmee de meestgebruikte breedbandverbinding, gevolgd door ISDN en tenslotte ADSL.
Door de opkomst van het internet maken sinds de millenniumwisseling 95% van de bedrijven gebruik van het net om met andere bedrijven te communiceren. Daarbij maakte bijna 60% van de ondernemingen gebruik van een zakelijk ISDN-abonnement. Op de tweede plaats stond het inbellen via een analoog modem, dat vrijwel door eenderde van de commerciële organisaties werd gedaan. xDSL bevond zich met 11% op de derde plek en was daardoor de hoogst genoteerde breedbandverbinding. De DSL-verbinding werd gevolgd door kabelinternet, dat met zeven procent op een vierde plaats stond.
Dat internet in de loop der jaren een populair medium is geworden en intensief gebruikt wordt, is ook nog eens af te lezen aan het gegenereerde dataverkeer van de AMS-IX: de vijftigduizend gigabytes die in december 1997 nog werden verwerkt, zijn eind 2002 uitgegroeid tot een omvang van meer dan drie miljoen overgepompte gigabytes. Dat is bovendien ruim een verdubbeling van gebruikte bandbreedte ten opzichte van december 2001. Bij het totale verkeer behoren ook P2P-programma's zoals Kazaa en het leechen van illegale bestanden:
In 2001 had 74 procent van de bevolking thuis een pc. In 1998 was dit nog 60 procent. Het aantal personen dat thuis toegang tot internet heeft is lager, maar het internetbezit groeit sneller dan het pc-bezit. In 2001 hadden bijna zes op de tien personen thuis internet. In 1998 gold dit nog maar voor één op de zes personen. Drie van de vier personen die in 2001 thuis een pc bezaten, hadden thuis ook toegang tot internet. In 1998 was dit bij één van de vier personen het geval. De groei van de internettoegang heeft vooral plaatsgevonden bij personen die thuis al een pc hadden.
Voor de openbare internetaansluiting is aan bedrijven gevraagd welk type verbinding(en) zij hiervoor gekozen hebben. De snelheid en de capaciteit van de gekozen verbinding geeft – bij rationeel gedrag van de bedrijven – een indicatie voor de ambitie van het internetgebruik van de betreffende bedrijven. De ISDN-aansluiting blijkt bij bedrijven het meest frequent voor te komen. Bijna 60 procent van de bedrijven met een internetaansluiting heeft tenminste een ISDN-verbinding. De minst geavanceerde verbinding, namelijk inbellen via een analoog modem, komt nog bij één op de drie bedrijven voor. Van de verbindingen met een iets grotere transmissiesnelheid komt ADSL beduidend vaker voor dan een verbinding via de kabel. Meer professionele verbindingen via een vaste lijn en zeker via een vaste lijn met een hogere transmissiesnelheid, komen nog slechts bij een fractie van de bedrijven voor.