Het EU hooggerechtshof heeft in antwoord op prejudiciële vragen binnen de zaak Usedsoft vs Oracle al gesteld dat er een recht op doorverkoop bestaat op software, ongeacht wat de licentie zegt; ongeacht wat de datadrager is; en ongeacht of er überhaupt sprake was van een fysieke drager. Leveranciers of verkopers zijn daarbij gehouden opvolgende eigenaren van alle rechten onder contract te voorzien als ware zij de eerste eigenaar. En zij mogen de doorverkoop niet actief hinderen.
Het venijn zit hem er in dat om dit recht uit te mogen oefenen, de verkopende partij moet bewijzen dat als zij alles overdragen aan de kopende partij daarmee ook hun rechten op de software volledig uitgeput zijn. Dwz. geen backups; geen bestaande installaties die het nog doen; etc.
Dat lukt je als verkopende partij binnen digitale distributieplatformen veelal niet, omdat je daarvoor de medewerking van de platformexploitant nodig hebt om een bestaande licentiesleutel van jouw account naar de account van de koper over te zetten. En cruciaal: ze mogen je niet actief hinderen, maar jij hebt ook geen recht om hun medewerking te vereisen.
En dus zit je vast.
Een Frans gerechtshof heeft ooit eens een uitspraak gedaan in het voordeel van een eiser die voorstelde dat het passief niet mee willen werken van deze platformen als een vorm van actief in gijzeling houden gezien moest worden. Maar dat is in hoger beroep gesneuveld.
Verder zijn er ook nog wat uitspraken in zowel Duitsland als Frankrijk geweest die videogames een status aparte geven omdat ze, net zoals bijv. e-books, een zgn.
hybride werk zijn. Een combinatie van software en een klassiek creatief werk waar copyright en intellectuele eigendomsrechten op rusten, niet alleen onder de Software Richtlijn maar onder de traditionele EU Richtlijn voor creatieve weken.
Ook daar zijn prejudiciële vragen over geweest richting het EU hooggerechtshof, en daar gloort nog een
klein beetje hoop. De deur is op een kier gelaten daar het hof de mening van de Advocaat Generaal over had genomen dat bij zulke werken in elk individueel geval een afweging gemaakt moet worden die de omstandigheden van de relevante markt in acht moet nemen en moet besluiten of het wel aldan niet toekennen van het recht op doorverkoop de stabiliteit van die markt en de eerlijke verdeling van rechten en plichten tussen consumenten en commerciële partijen binnen die markt het beste ten goede zou komen.
Dat wil zeggen dat er weliswaar nooit een absolute toekenning van het recht op doorverkoop op videogames zal zijn; maar aan de keerzijde ook nooit een absolute ontkenning van dat recht zal zijn. Zo'n uitspraak van het EU hooggerechtshof is namelijk bindend voor alle lagere hoven. Zij moeten zich daaraan houden, en mogen dus
nooit simpelweg bestaande rechtszaken als jurispredentie gebruiken zonder ook naar de huidige situatie te kijken.
[Reactie gewijzigd door R4gnax op 27 maart 2025 20:24]