Vint Cerf had graag meer aandacht aan de beveiliging van TCP/IP willen besteden. Bij het ontwikkelen deed hij dat niet omdat sleutelbeheer volgens hem nog ingewikkeld was, maar achteraf had hij daar meer mee willen doen, zegt de uitvinder van het internetprotocol.
Cerf zegt in een interview met IEEE Spectrum dat hij 'niet genoeg aandacht besteedde aan beveiliging' bij het opstellen van TCP. Dat was in die tijd ook logisch, zegt hij. "Voordat publickeycryptografie beschikbaar was, was sleutelbeheer een ingewikkeld, handmatig proces. Het was vreselijk en schaalde niet. Daarom stopte ik het niet in het internet." Cerf zegt dat hij geen spijt heeft van die beslissing. Het internet werd in zijn begindagen nog voornamelijk door studenten gebruikt. Cerf zegt dat dat 'wel de laatste groep is die ik vertrouw met sleutelbeheer'. Toch zegt hij: "Er zijn momenten dat ik zou willen dat we meer aandacht hadden besteed aan end-to-endbeveiliging van het systeem."
Een andere toepassing waar Cerf anders op terugkijkt, is de grootte van internetadressen. IPv4-adressen zijn nu 32 bits. "Nu lacht iedereen erom en vraagt me waarom ik geen 128bit-adressen gebruikte", zegt hij. IPv6-adressen zijn zo groot, maar de uitrol ervan verloopt moeizaam. Ook die keus vindt Cerf goed te verdedigen. "In 1973 zeiden mensen dat je gek was als je 3,4 keer tien tot de 38e macht aan adressen nodig dacht te hebben voor een experiment waarvan je niet zeker weet of het iets gaat worden." Hij noemt 32bit-adressen 'een fout', maar zegt er ook bij: "Ik had 128bit-adressen in die tijd echt niet kunnen verkopen."
Cerf zegt verder ook nog dat hij het web onderschatte. Hij zegt 'totaal niet te hebben durven voorspellen dat zoekmachines nodig zouden zijn'. "Ik zag de lawine aan content die op internet kwam nadat het web beschikbaar werd totaal niet aankomen", zegt hij.