Nederland is slecht voorbereid op grote digitale ontwrichtingen. De overheid zou daarom bij grote incidenten gemakkelijker moeten kunnen ingrijpen bij bedrijven, stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Doordat de fysieke en sociale wereld steeds vaker verweven zijn met de digitale wereld, ontstaan er veel meer problemen bij digitale verstoringen, schrijft de WRR in het rapport Voorbereiden Op Digitale Ontwrichting. De WRR wijst onder andere op verstoring van het openbaar vervoer, het betalingsverkeer of energievoorzieningen. Dergelijke verstoringen zouden grote economische schade kunnen veroorzaken.
Volgens de WRR houden de overheid en bedrijven zich te veel bezig met preventie. Het voorkomen van incidenten zou meer aandacht krijgen dan de voorbereiding daarop. "De ongemakkelijke waarheid dat volledige digitale veiligheid niet bestaat, is een boodschap die stelselmatig naar de achtergrond verdwijnt", schrijft de Raad. "Voor de omgang met incidenten in de fysieke wereld bestaan inmiddels een uitgebreide crisisorganisatie, talloze voorzieningen en allerlei wettelijke regels. Op het terrein van cybersecurity krijgt de voorbereiding op ontwrichting echter weinig aandacht."
Er zijn volgens de WRR een paar problemen in die voorbereiding. Er is bijvoorbeeld geen coherent beleid voor. Calamiteitenoefeningen of het opzetten van back-upstructuren en netwerksegmentaties zijn per sector en per organisatie verschillend. Een ander probleem is dat er vooral zicht is op problemen bij individuele bedrijven, maar dat het geheel van ketens, netwerken en sectoren niet inzichtelijk is. Daarom is er volgens de Raad weinig inzicht in hoe afhankelijk ketens van elkaar zijn. Het is zo moeilijk om de ernst van een incident vast te stellen.
Een groter probleem is dat de overheid niet goed kan optreden bij grote incidenten. De WRR stelt voor dat de overheid in noodgevallen de rol van 'digitale brandweer' op zich kan nemen. De overheid heeft nu niet de bevoegdheid om in te grijpen, maar kan alleen adviseren en bijstand leveren. Organisaties kunnen daardoor gemakkelijk de overheid buiten de deur houden bij incidenten. De Raad geeft als leidend voorbeeld de situatie rondom Diginotar in 2011. De omvang van het probleem was toen nog niet bekend, waardoor de overheid besloot het bedrijf en de informatievoorziening tijdelijk over te nemen. "In de nasleep is deze ingreep helaas niet expliciet geëvalueerd", schrijft de Raad. Die raadt aan om een wettelijke bevoegdheid te creëren voor 'digitale hulptroepen' van de overheid om 'verdere escalatie' van incidenten tegen te gaan.
De WRR raadt ook aan om een 'Cyberafhankelijkheidsbeeld' op te stellen, als aanvulling op het huidige Cybersecuritybeeld van het Nationaal Cyber Security Centrum. In dat afhankelijkheidsbeeld komt dan te staan hoe partijen, processen en diensten van elkaar afhankelijk zijn en wat die betekenen voor de samenleving. Ook wil de WRR dat er bij het maken van beleid over vitale infrastructuur meer aandacht komt voor de grote ketens en onderlinge samenwerkingen. Er zou ook meer moeten worden samengewerkt tussen nationale en Europese bedrijven, waardoor data beter kan worden gedeeld. Ook de extra bevoegdheden voor de overheid worden als aanbeveling genoemd in het rapport.
De WRR onderschrijft daarmee eerdere conclusies van partijen als het Nationaal Cyber Security Centrum en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Die laatste waarschuwde een paar maanden geleden al voor 'een grote kans op maatschappelijke ontwrichting' door de Nederlandse afhankelijkheid van technologie. De WRR concludeert ook een aantal dezelfde details als de NCTV. Zo stellen beide partijen dat er voor veel belangrijke infrastructuur en systemen geen goede analoge alternatieven beschikbaar zijn om op terug te vallen. Ook zouden te veel processen en sectoren onderling te afhankelijk zijn van elkaar.