De hoogste Amerikaanse rechter, oftewel het Hooggerechtshof, heeft bepaald dat de politie over het algemeen een doorzoekingsbevel nodig heeft om de locatiegegevens van verdachten bij telecomproviders op te vragen. Daardoor ligt de lat voor dit soort verzoeken nu hoger.
Associated Press schrijft op basis van de huidige uitspraak dat er sprake is van een 'overwinning voor privacy in het digitale tijdperk', omdat het opvragen van locatiegegevens door de politie een belangrijk instrument is geworden in strafrechtelijke onderzoeken. Vijf van de negen rechters ondersteunden de uitspraak, maar zeiden ook dat de eis van een doorzoekingsbevel alleen geldt voor locatiegegevens van telefoons en niet voor andere gegevens, zoals die van een bank. Ook zou een bevel in een noodgeval achterwege kunnen blijven.
In de huidige zaak hadden opsporingsdiensten een court order, oftewel een gerechtelijk bevel, bemachtigd om de locatiegegevens van een verdachte te verkrijgen. Volgens de Amerikaanse rechters hadden ze echter een doorzoekingsbevel of search warrant moeten vragen. AP legt uit dat hiervoor een hogere eis geldt, namelijk dat er probable cause aanwezig moet zijn. Om daarvan te kunnen spreken, is sterk bewijs nodig.
In de zaak gaat het om een van de Amerikaanse grondrechten, het vierde amendement. Dat beschermt burgers tegen onredelijke doorzoekingen door de overheid. De centrale persoon in de uitspraak is Timothy Carpenter, die was veroordeeld tot 116 jaar gevangenisstraf voor overvallen op winkels in de staten Michigan en Ohio. Op basis van de gegevens toonden de aanklagers aan dat Carpenter bij vier overvallen in de buurt van het incident was. Uit de uitspraak is op te maken dat er gemiddeld 101 data points over de locatie van de man bekend waren over een periode van 127 dagen.