Ferd Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, zegt dat het wetsvoorstel voor de nieuwe bewaarplicht als gevolg van een uitspraak van het EU-Hof wordt aangepast zodat providers alleen op basis van ip-adres en nummer moeten bijhouden wanneer iemand een netwerk gebruikte.
In een brief aan de Tweede Kamer schrijft de minister: "Mijn belangrijkste conclusie is dat als gevolg van het arrest van het Hof het wetsvoorstel Aanpassing bewaarplicht telecommunicatiegegevens ingrijpend dient te worden aangepast." Daarmee doelt hij op het wetsvoorstel dat in september van 2016 naar de Tweede Kamer werd gestuurd. De aanpassing betreft het feit dat volgens het toenmalige voorstel ook zogenaamde verkeers- en locatiegegevens moesten worden opgeslagen. Met die metadata is te zien wie met elkaar communiceerde vanaf welke plek, zonder dat de inhoud van berichten kenbaar is. Deze gegevens hoeven na de aanpassing van het voorstel niet te worden opgeslagen.
In plaats daarvan moeten providers alleen zogenaamde gebruikersgegevens opslaan, zodat op basis van ip-adres en telefoonnnummer te zien is op welk moment een bepaalde gebruiker van een netwerk gebruikmaakte. Op die manier moet het mogelijk zijn om mensen te identificeren in strafrechtelijke onderzoeken. De aanpassing gebeurt met een nota van wijziging, die de minister dit voorjaar aan de Raad van State wil voorleggen, zodat die een advies kan uitbrengen. In de bekendmaking door de overheid staat dat een dergelijke 'afgewogen bewaarplicht' van 'essentieel belang is voor de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten'.
"In een groeiend aantal zaken, zoals kinderporno, cybercrime en online wapenhandel, is het vaak cruciaal dat politie en Openbaar Ministerie achteraf kunnen vaststellen welke persoon op een bepaald tijdstip gebruik heeft gemaakt van een telefoonnummer of ip-adres dat is aangetroffen in een strafrechtelijk onderzoek", aldus het bericht. Vorig jaar zei de politie dat onder meer de ontbrekende bewaarplicht opsporingswerkzaamheden bemoeilijkt, doordat bewijs moeilijker te verzamelen is.
De maatregel tot aanpassing van het wetsvoorstel is het gevolg van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie uit december 2016. Daarin zei de hoogste Europese rechter dat het opslaan van gegevens voor het bestrijden van ernstige misdrijven is toegestaan, maar dat dit er niet toe mag leiden dat de gegevens van gebruikers massaal worden opgeslagen. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om telecomgegevens een jaar te bewaren; voor internetgegevens geldt een termijn van zes maanden. Opsporingsdiensten kunnen gegevens van een verdachte opvragen via een verzoek bij de rechter-commissaris.
De minister vermeldt in zijn brief bovendien dat hij op EU-niveau wil bespreken op welke manier het opslaan van verkeers- en locatiegegevens wel mogelijk is in het licht van de uitspraak van het Hof. Momenteel vinden er op Europees niveau gesprekken over de gevolgen van de uitspraak plaats, maar die zouden 'verkennend van aard' zijn. De lidstaten zouden sceptisch zijn over een bewaarplicht voor verkeers- en locatiegegevens die is beperkt tot een bepaald gebied of een bepaalde groep personen. De suggestie voor een dergelijke specifieke bewaarplicht zou af te leiden zijn uit het oordeel van het Hof.