Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat Uber gezien moet worden als vervoersbedrijf en niet alleen als dienst die als tussenpersoon optreedt. Daardoor mogen lidstaten het bedrijf aan de geldende regels voor taxibedrijven houden.
Een Spaanse rechter vroeg of Uber als transportdienst of als 'dienst van de informatiemaatschappij' moet worden gezien, oftewel alleen een onlinedienst. Is dat eerste het geval, dan zou Spanje vergunningen van de dienst kunnen eisen. Het Hof heeft, net als eerder de advocaat-generaal, besloten dat Uber transportdiensten aanbiedt, waardoor de relevante regelgeving op het bedrijf van toepassing is. Daarbij richt de uitspraak zich op het aanbieden van ritten met niet-professionele chauffeurs, zoals het geval is bij UberPop. Die dienst is in Nederland en België al verboden.
De Europese rechter onderbouwt zijn beslissing door te stellen dat Uber meer is dan alleen een dienst die via een app passagiers met chauffeurs verbindt. Door dat te doen biedt Uber tegelijkertijd een transportdienst aan en heeft het bedrijf veel invloed op de voorwaarden waaronder zijn chauffeurs hun diensten aanbieden. De app speelt daarbij wel een 'essentiële rol', stipt het Hof aan. Daarom is de app een 'integraal onderdeel' van de dienstverlening van Uber, die hoofdzakelijk bestaat uit het aanbieden van transportdiensten.
Dit heeft tot gevolg dat de regels voor elektronische handel niet van toepassing zijn op de Uber-diensten, net als de regels voor de vrijheid van dienstenverkeer in de EU. Het bedrijf laat in een reactie aan Politico weten dat het in veel landen al aan de geldende regels voor taxivervoer voldoet. Een woordvoerder zegt dat het 'gepast is om diensten als Uber te reguleren' en dat het bedrijf 'een dialoog zal blijven voeren met steden'. De introductie van Uber-diensten zorgde in veel Europese landen voor wrijvingen, omdat taxibedrijven dit als oneerlijke concurrentie beschouwden. Dit leidde uiteindelijk ook tot de Spaanse zaak die aanleiding is voor de huidige uitspraak.