Onderzoekers van de technische universiteiten van Delft en Eindhoven hebben een meetopstelling gepresenteerd waarmee het moet lukken om twee majoranadeeltjes van plaats te laten wisselen. Dat zou het tot nu toe overtuigendste bewijs voor het bestaan van de deeltjes zijn.
De wetenschappers hebben in een publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Nature een opstelling van een chip omschreven waarin ruimte is gecreëerd voor de majoranadeeltjes om van plek te kunnen wisselen. Daartoe wordt met vier nanodraadjes een soort kruispunt in de vorm van een hashtag gemaakt, zodat er een gesloten ring is waarlangs de deeltjes kunnen bewegen. Als hiermee kan worden aangetoond dat de deeltjes van plaats kunnen wisselen en het majoranadeeltje ook echt bestaat, kan dat een belangrijke basis vormen voor de ontwikkeling van kwantumcomputers.
De opstelling wordt als het ware vanuit het niets opgebouwd. De nanodraadjes, die uit indiumfosfide bestaan, worden gekweekt op een speciaal geëtst substraat. Daarmee wordt precies het gewenste netwerk gevormd om de deeltjes in staat te stellen van plaats te wisselen. Hier wordt dan een stroom aluminiumdeeltjes doorheen geblazen, waardoor op bepaalde plekken laagjes aluminium ontstaan; deze laagjes vormen de contacten waar de majoranadeeltjes ontstaan. De opstelling zal worden gebruikt in een vacuüm en bij een zeer lage temperatuur, zodat de aluminiumcontacten schoon en zuiver zijn. Door kleine stroomstoten worden de deeltjes rondgestuurd in het kruispunt, waar ze draaibewegingen moeten gaan vertonen totdat een paar stabiliseert.
Hoogleraar Erik Bakker van de TU Eindhoven heeft tegen de Volkskrant gezegd dat het nog een halfjaar kan duren voordat de onderzoeksteams op deze manier daadwerkelijk waterdicht kunnen bewijzen dat hiermee stabiele qubits via het proces van vervlechting zijn te maken. Daarbij moet eerst worden vastgesteld of de gecreëerde deeltjes daadwerkelijk majoranadeeltjes zijn; daarvoor is het gedrag van de deeltjes bij het verwisselen essentieel. Hoogleraar Carlo Beenakker van de Universiteit Leiden zegt enthousiast te zijn over de nieuwe experimenten en stelt dat ze, als de methode daadwerkelijk stabiel blijkt, een belangrijke ontwikkeling vormen voor quantumrekenen.
In 2012 vonden Delftse onderzoekers onder leiding van Leo van Kouwenhoven aanwijzingen voor het bestaan van het zogeheten majoranafermion. Bij de toen gebruikte meetopstelling bevonden zich twee majoranadeeltjes in een enkele draad, waardoor het voor de deeltjes onmogelijk was om elkaar te passeren zonder elkaar te vernietigen; er was geen ruimte om langs elkaar te bewegen. Dit probleem wordt door de nieuwe meetopstelling in theorie opgelost in de vorm van de hashtag.
De Italiaanse natuurkundige Ettore Majorana voorspelde het bestaan van het majoranadeeltje al in 1937. De kenmerkende eigenschap van dit deeltje is dat het zijn eigen antideeltje is. Via vervlechting worden de deeltjes zeer robuust, waardoor ze geschikt moeten zijn als stabiele bits voor quantumcomputers; de deeltjes moeten door hun robuustheid relatief ongevoelig zijn voor verstoringen.
Onderzoeker Bernard van Heck kreeg in 2016 de Christiaan Huygens-wetenschapsprijs voor het vervlechten van majoranadeeltjes door middel van elektrische signalen voor computerschakelingen, zonder de deeltjes te verplaatsen. Het omwisselen van twee majoranadeeltjes zou de basis kunnen vormen van een qubit, de rekeneenheid van quantumcomputers. De door Van Heck beschreven methode wordt gebruikt door de onderzoeksteams die bij de hashtagopstelling zijn betrokken.
Het onderzoek is uitgevoerd door diverse internationale onderzoeksteams. Een team van de TU Delft was verantwoordelijk voor het etsen van het substraat. Daarnaast hebben onderzoekers van de TU Eindhoven de nanodraadjes laten groeien en heeft een team van de Amerikaanse universiteit van Santa Barbara de aluminiumcontacten gemaakt. De metingen voor het maken van de chip zijn weer in Eindhoven en Delft uitgevoerd.