De Hoge Raad heeft een arrest van het Hof Amsterdam vernietigd, omdat het Hof bij de vraag van de klager om informatie over de klager te verwijderen uit de zoekresultaten van Google, heeft verzuimd vast te stellen of het publiek een belang had om informatie over de klager te kunnen vinden.
De zaak gaat over een eiser die in het programma 'Misdaadverslaggever' van Peter R. de Vries op camerabeelden was te zien met een vermoedelijke huurmoordenaar. De twee bespraken hoe een concurrent van de eiser in de escortbranche het beste geliquideerd kon worden. In een andere strafprocedure is de eiser voor dit misdrijf veroordeeld. Daarnaast wilde de eiser in een civielrechtelijke procedure dat de zoekresultaten over deze camerabeelden, die in Google vindbaar zijn als er op de eisers naam wordt gezocht, werden verwijderd.
Zowel in kort geding als bij het Hof Amsterdam kreeg de eiser in de civielrechtelijke zaak geen gelijk; de zoekresultaten hoefden niet te worden verwijderd. Het Hof Amsterdam vond het misdrijf dermate ernstig dat het publiek het recht had om daarover informatie te verkrijgen. Bovendien vond het Hof dat de eiser het bestaan van de zoekresultaten aan zijn eigen gedrag te wijten waren.
De Hoge Raad stelt echter dat het Hof heeft nagelaten om bij de belangenafweging tussen de privacy van de eiser en het recht op informatie van het publiek, vast te stellen wat dan precies het belang van het publiek was om informatie over de veroordeling van de eiser te krijgen bij het zoeken op zijn volledige naam. Ook heeft het Hof volgens de Hoge Raad daarbij verzuimd vast te stellen of de eiser een rol in het openbare leven speelt. Daarnaast had het Hof moeten vaststellen hoe belangrijk het feit was dat de strafrechtelijke veroordeling van de eiser niet onherroepelijk is. Het feit dat de eiser strafrechtelijk is veroordeeld voor een ernstig misdrijf en dat er daarover publiciteit is geweest, is volgens de Hoge Raad onvoldoende om een uitspraak te kunnen doen ten aanzien van de belangenafweging tussen de eiser en het publiek.
Bij dit arrest van de Hoge Raad draait het om het vergeetrecht, dat voortvloeit uit de Google/Costeja-uitspraak van het Europese Hof van Justitie. In deze uitspraak is bepaald dat iemand op basis van zijn recht op privacy kan verlangen dat op hem betrekking hebbende informatie niet meer door opneming in een resultatenlijst van een zoekmachine ter beschikking wordt gesteld aan het grote publiek. De zoekresultaten hoeven niet te worden verwijderd als het privacybelang moet wijken voor het informatiebelang van het publiek, bijvoorbeeld als de persoon in kwestie een rol in het openbare leven speelt.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak ook vastgesteld dat bij de belangenafweging tussen de klager en het publiek, de belangen van de klager om zijn persoonsgegevens en privacy te beschermen in principe prevaleren boven het economische belang van Google en het belang van het publiek om toegang te hebben tot de zoekresultaten.