Het was, op de eerste iPhone na, misschien wel het indrukwekkendste debuut van een smartphonemaker op de telefoonmarkt. De OnePlus One was niet alleen een indrukwekkende telefoon, ook de marketing eromheen was van ongekend niveau. Neem nu de onthulling van de prijs: OnePlus vertelde eerst dat de telefoon minder dan 500 euro zou kosten. Een paar dagen later dat hij goedkoper zou zijn dan 400 euro. Vervolgens dat de prijs onder de 350 euro zou liggen. Bij de aankondiging bleek de prijs 269 euro.
Inmiddels is OnePlus een gevestigde naam op de smartphonemarkt en doet het bedrijf dezelfde dingen als andere gevestigde fabrikanten. Het sluit bijvoorbeeld deals voor marketing en distributie met webwinkels en providers. Het opent kantoren in allerlei landen en stelt mensen aan voor de promotie van het merk in die landen.
Het is de weg die Samsung en Huawei eerder hebben gevolgd. Wat jammer genoeg ook bij die ontwikkeling hoort, zijn stijgende prijzen en een verlies van focus. Waar de fabrikant na het mislukken van de release van een goedkoper model in 2015 met de X beloofde om voortaan op één telefoon te blijven focussen, brengt OnePlus sinds dit jaar twee telefoons uit. En twee smart-tv's. De prijs van de 7T ligt bovendien wéér iets hoger. Je krijgt ook gelijk de versie met 8GB geheugen, maar er is nu geen goedkopere OnePlus-telefoon meer dan de variant van 599 euro.
Er zijn ook voordelen voor consumenten aan het kopen van een telefoon van een gevestigde naam. Aankoop en service zijn op meer plekken mogelijk dankzij het grotere netwerk van de fabrikant, je kunt geruster zijn dat updates en upgrades écht komen en dat de fabrikant over een paar jaar nog bestaat. Wel heeft OnePlus de eigen logica losgelaten. Waar de 3T, 5T en 6T varianten waren van dezelfde telefoon, is de 7T een andere telefoon dan de 7. Dat zit niet alleen in de gewijzigde camerabehuizing, maar ook in het formaat van de telefoon.