In het Seattle van 1967 leerden twee jochies van een jaar of dertien op school om te gaan met Qbasic. Destijds was het onbetaalbaar voor een normale school om een eigen computer te kopen, en dus had de Lakeside School rekentijd ingekocht. De twee jongetjes, Bill Gates en Paul Allen, slaagden er in om het jaarlijkse budget van 3000 dollar aan computertijd in een paar weken te verstoken.
De vriendschap tussen Gates en Allen is er een die een enorme invloed zou hebben op de totstandkoming van de wereld zoals we die nu kennen. Het tweetal stond aan de basis van Microsoft, een bedrijf dat zou uitgroeien tot de grootste softwarefabrikant ter wereld.
Het begon allemaal met een artikel in een tijdschrift uit 1971, waarin de 4004-chip van Intel uit de doeken werd gedaan. De Intel 4004 was de eerste processor die in één chip was geïntegreerd. "Dat artikel deed me realiseren dat computergebruik veel goedkoper zou worden", schrijft Allen in een boek dat ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Microsoft werd uitgebracht, "en dat veel meer mensen toegang tot computers zouden krijgen."
Basic
Gates en Allen zagen beiden een grote toekomst voor de computer - ze fantaseerden over een wereld waarin iedereen een personal computer zou hebben. Ze wilden als softwareleveranciers een rol in die wereld spelen - het wachten was op een krachtige processor waarvoor de twee software konden ontwikkelen.
In januari 1975 stond de Altair 8800-minicomputer van het bedrijf MITS op de cover van Popular Electronics, de eerste computer met een Intel 8080 aan boord. Allen en Gates vonden de Intel 8080 snel en krachtig genoeg, en ondanks de grote potentie had het apparaat een acceptabel prijskaartje: het kostte minder dan 500 dollar. "Dat was waar we op wachtten", zei Allen.
De twee belden MITS op met het voorstel om een Basic-variant voor het apparaat te ontwikkelen, en MITS ging akkoord. De twee schreven hun versie van de programmeertaal op een mainframe waarvoor Allen een Altair 8800-emulator ontwikkelde. Het leeuwendeel van de Basic-code van Basic werd door Gates geschreven. Na vijf weken dag en nacht ontwikkelen was de software gereed. Allen demonstreerde de software op het hoofdkantoor van MITS, en tot verbazing van Allen verliep de demo succesvol.
Alle Microsoft-medewerkers in 1978, waaronder Bill Gates (links vooraan) en Paul Allen (rechts vooraan). De foto is genomen in Albuquerque.
MITS was gevestigd in Albuquerque in New Mexico, en Allen vertrok daar naartoe om anderhalf jaar als vice-president Software voor dit bedrijf te werken. Ondertussen bleef hij samen met Gates werken aan wat toen nog Micro-Soft heette, en in 1976 vertrok hij bij MITS om zich full-time op dit project te richten. Niet veel later stopte Gates met zijn opleiding om hetzelfde te doen.
Het bedrijf van Gates en Allen verkocht Basic-versies aan diverse bedrijven, waaronder RadioShack - een grote Amerikaanse winkelketen, die een eigen computer aanbood - en Texas Instruments. De eerste jaren van zijn bestaan bleef Microsoft in Albuquerque gehuisvest, maar daar was amper nieuw personeel te vinden. In 1979 vertrok de hele santekraam dus naar het plaatsje Bellevue, in de buurt van Seattle, waar beide oprichters vandaan kwamen. Een jaar later werd de miljoenste kopie van Basic verkocht en in hetzelfde jaar kwam de dertigste medewerker in dienst: Steve Ballmer, die Gates op de universiteit had leren kennen. Inmiddels is hij ceo van Microsoft.