Olof van der Gaag is voorzitter van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). Hij geeft duurzame bedrijven een stem in het Nederlandse debat en vertegenwoordigt bedrijven uit allerlei sectoren, van zonnepanelen en warmtepompen tot isolatie en laadinfrastructuur. Recente politieke besluitvorming, zoals de afschaffing van de salderingsregeling voor zonnepanelen per 2027 of het schrappen van de verplichte warmtepomp, zorgen voor onrust bij consumenten en bedrijven. Wij spreken hem over wat dit betekent, wat voor uitdagingen er zijn en hoe consumenten hier in de toekomst slim mee kunnen omgaan.
:strip_exif()/i/2007162758.jpeg?f=imagenormal)
Waarom is de NVDE ooit opgericht en wiens belangen behartigen jullie?
“De NVDE is opgericht om zo snel mogelijk een duurzaam energiesysteem op te zetten. Dit doel staat centraal in de beginselverklaring, waarmee bedrijven die zich aansluiten instemmen. Deelbelangen zijn ondergeschikt aan de grotere missie: de energietransitie. De NVDE vertegenwoordigt namelijk het belang van de energietransitie in de breedste zin en zet zich in voor alle vormen van duurzame energie en gerelateerde activiteiten. Dat varieert van het opwekken van windenergie op zee en zonnevelden tot het isoleren van woningen, maar ook het bouwen van snelladers en de stimulering van elektrisch vervoer.
We hebben daarbij geen voorkeursrichting voor een specifieke technologie; biomassa, geothermie, en andere duurzame-energiebronnen worden allemaal ondersteund. De NVDE is in 2015 opgericht en vertegenwoordigt inmiddels 1600 bedrijven die samen een jaarlijkse omzet van ruim 43 miljard euro realiseren en bijna 200.000 werknemers in dienst hebben.
De NVDE-leden wekken ongeveer twee derde van alle hernieuwbare energie in Nederland op en verzorgen de energievoorziening voor miljoenen Nederlanders. Daarnaast houden ze zich bezig met onderzoek en advieswerk. In markten zoals woningisolatie vertegenwoordigen we de helft van het marktaandeel. En via de bij ons aangesloten bedrijven leveren we ruim vijftien procent van de elektrische auto’s die in Nederland rijden.”
Behartigen jullie ook de belangen van consumenten?
“Indirect wel. We werken aan een snelle en betaalbare transitie naar duurzame energie, die op de lange termijn lagere energiekosten oplevert voor consumenten. Ook zetten we ons in om energiearmoede te verminderen. Daarnaast proberen we bewustwording en inzicht te vergroten met verschillende initiatieven. Zo hebben we de website Daar krijg je energie van, waar we uitleg geven over de energietransitie. Daarnaast organiseren we jaarlijks de Open Energiedag, waarbij mensen een kijkje kunnen nemen bij duurzame-energieprojecten. Ook hebben we samen met Helga van Leur de Energieweerberichten ontwikkeld, waarmee we inzicht geven in hoe het weer en duurzame-energieproductie samenhangen.”
Waarom zouden bedrijven willen deelnemen?
“Bedrijven sluiten zich aan bij de NVDE om verschillende redenen, waarvan maatschappelijke betrokkenheid een belangrijke drijfveer is. Ze willen samenwerken aan een duurzame toekomst en hun stem laten horen in het publieke debat over de energietransitie. Individueel is het vaak moeilijk voor bedrijven om aan tafel te komen bij beleidsmakers, zoals de politiek en overheidsinstanties. De NVDE biedt die toegang en zorgt ervoor dat de stem van de duurzame-energiesector krachtig en goed gehoord wordt.”
Het kabinet besloot om de salderingsregeling per 2027 af te schaffen, wat half november ook door de Tweede Kamer werd bekrachtigd. Hoe kijk je terug op de ontwikkelingen rond de salderingsregeling?
“De salderingsregeling heeft veel bijgedragen aan de groei van zonne-energie, mede doordat de kosten van zonnepanelen de afgelopen jaren aanzienlijk zijn gedaald. Hierdoor blijft zonne-energie ook na het afschaffen van de regeling nog steeds rendabel, al verdubbelt de terugverdientijd wel ongeveer. Voor wie zelfconsumptie kan verhogen, blijft de terugverdientijd onder de 10 jaar, maar zonder dat gaat dit richting de 15 jaar. Gelukkig gaan zonnepanelen zo’n 25 jaar mee. De abrupte stopzetting per 2027 zorgt nu echter voor vraaguitval en een saneringsgolf in de sector. Wij steunen het idee om salderen af te bouwen, maar liever geleidelijk, zoals dat oorspronkelijk ook de bedoeling was. Dan kunnen consumenten wennen aan de nieuwe situatie en langzaam leren om meer zelfconsumptie toe te passen, bijvoorbeeld met een laadpaal voor hun EV of plug-inhybride. De plotselinge afbouw leidt nu tot faillissementen van bedrijven.”
Wat voor impact heeft dat op de sector?
“We zien dat veel bedrijven in de PV-markt failliet gaan. De huidige situatie zorgt ervoor dat veel installateurs de sector verlaten en in andere branches gaan werken. Tijdens de energiecrisis waren er lange wachtlijsten door de enorme vraag, maar nu zitten we in de omgekeerde situatie met een forse vraaguitval. De verwachting is wel dat de vraag in de toekomst weer zal aantrekken vanwege de voortschrijdende energietransitie. Superieure technologieën zoals steeds betere zonnepanelen en warmtepompen gaan zich uiteindelijk op eigen kracht verkopen. Maar als die vraag weer terugkomt hebben we die vakmensen opnieuw hard nodig, en dat is een zorg.”
Ook de verplichting van de warmtepomp is geschrapt. Wat heeft dat voor effect?
'We hebben een aannemersmentaliteit nodig om de energietransitie te versnellen'
“De impact is extra wrang voor de warmtepompindustrie, die sterk in Nederland is vertegenwoordigd met productie in plaatsen zoals Houten, Tiel en Apeldoorn. Bedrijven hebben extra productiehallen bijgebouwd, deels op verzoek van de overheid die vroeg of de sector kon opschalen als er een verplichting voor warmtepompen zou komen, per 2025. De plotselinge verandering heeft echter tot grote onzekerheid geleid en maakt het moeilijk om te profiteren van al die investeringen, opschaling en omscholing. Op de lange termijn komt het waarschijnlijk goed, maar op korte termijn voelen veel bedrijven nu de pijn.”
Verwacht je op de lange termijn dat de vraag weer gaat aantrekken?
“Ja, want een groot deel van de energietransitie steunt op technologieën en apparaten die met de tijd steeds betaalbaarder worden. De eerste generatie was vaak peperduur, maar door schaalvergroting en massaproductie dalen de prijzen drastisch. Die wetmatigheid zien we overal: voor warmtepompen, zonnepanelen, accu’s en elektrische voertuigen. De prijs van accucellen in China is bijvoorbeeld al gehalveerd, en voor EV’s wordt de kostprijs van het accupakket daardoor steeds lager. Dit proces is een niet te stuiten kracht.
En kenmerkend voor al deze apparaten is dat ze veel minder energie verbruiken. Een warmtepomp bijvoorbeeld, levert vier keer zoveel warmte per eenheid energie als een traditionele cv-ketel. Voor EV’s en elektrische vrachtwagens is het verschil in efficiëntie vergelijkbaar en soms zelfs nog groter. Dat betekent dus dat we ook bij een groeiende economie minder energie gaan verbruiken: vooral minder fossiele energie. Meer elektrificatie lijkt me dus de meest logische weg. Zo’n transitiepad is hobbelig en soms frustrerend, zoals netcongestie, maar technisch gezien gaan we die kant op, simpelweg omdat de voordelen te groot zijn. Want wat ook niet onderschat moet worden, is dat het comfort voor gebruikers vaak veel groter is. Mensen die met elektrische vrachtwagens en graafmachines werken, ervaren dat als veel aangenamer omdat ze niet langer in dieselwalmen staan. Voor warmtepompen geldt dat ze niet alleen kunnen verwarmen, maar ook kunnen koelen, iets wat cv-ketels niet kunnen. Dat is behoorlijk relevant in een steeds warmer wordende wereld. Naast energiebesparing en comfort levert deze transitie uiteindelijk dus ook een aangenamer leven op.”
Een groot deel draait ook om verandermanagement, zowel bij de consument als bij de overheid. Wat zie je op dat vlak gebeuren?
“Verandermanagement speelt inderdaad een grote rol, en verandering gaat soms exponentieel. Dat is voor veel mensen lastig te bevatten. Kijk bijvoorbeeld naar hoe we tien jaar geleden dachten over zonne-energie in Nederland. In Duitsland waren ze toen volop bezig met de Energiewende en daar dachten ze: zonne-energie in Duitsland, dat klinkt net zo onzinnig als ananassen telen in Alaska. Mensen zagen het gewoon niet gebeuren. Nu is Nederland kampioen zonnepanelen, met de meeste panelen per inwoner op de daken. Die snelle verandering zien we niet alleen bij de consument, maar ook bij beleidsmakers en onderzoekers. Neem bijvoorbeeld de Klimaat- en Energieverkenning (KEV), het belangrijkste rapport voor voorspellingen in de energietransitie. Tien jaar geleden schatte het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat er nu ongeveer een derde van de huidige hoeveelheid zonnepanelen zou zijn. In werkelijkheid is het dus drie keer zoveel. Dat geeft aan hoe snel deze ontwikkeling kan gaan en hoe moeilijk exponentiële groei te voorspellen is.”
Netcongestie blijft een probleem voor de uitrol van duurzame energie. Waar is het misgegaan?
“Netcongestie is een hardnekkig probleem omdat het raakt aan de fysieke leefomgeving van mensen. Om bijvoorbeeld een warmtepomp in een woning te installeren, zijn sterke elektriciteitskabels nodig die onder de grond liggen. Dit betekent dat straten opengebroken moeten worden. En dat procedures lang kunnen duren; het verkrijgen van vergunningen kan in Nederland tot wel tien jaar duren.
Het probleem is ontstaan door drie factoren. Ten eerste is de vraag naar duurzame-energiebronnen, zoals zonne-energie, tien jaar geleden dus onderschat. Vergunningprocedures en capaciteitsanalyses zijn gebaseerd op wat we toen dachten, niet op de snelle ontwikkelingen die we nu zien. Ten tweede is er in het verleden erg voorzichtig geïnvesteerd in de netinfrastructuur. Netbeheerders hebben altijd tegen de laagste kosten gewerkt en zich gefocust op het beheren van het netwerk en niet op de ontwikkeling ervan. Inmiddels zijn netbeheerders naast beheerders ook ontwikkelaars geworden, maar daar was destijds nauwelijks op geanticipeerd. Tien jaar geleden kondigde de ACM bijvoorbeeld met trots aan dat het was gelukt om te besparen op investeringen, waardoor de netkosten iets konden dalen. Met de kennis van nu hadden we beter anticiperend moeten investeren. Een derde factor is dat het elektriciteitsnet gebaseerd is op een spitsmodel, vergelijkbaar met autoverkeer: iedereen gebruikt elektriciteit op dezelfde piekmomenten. De meeste kabels worden slechts 30 procent van de tijd echt benut, terwijl 70 procent van de capaciteit dan ongebruikt blijft. De capaciteit verschilt ook per regio en per seizoen.”
Wat zijn de belangrijkste oplossingen voor de korte en lange termijn?
“Het financiële aspect is gelukkig het minste knelpunt: er wordt momenteel zo’n acht miljard euro per jaar in de netinfrastructuur geïnvesteerd. Het grootste obstakel zit in de procedures en regelgeving. Een wrang voorbeeld is de stikstofwetgeving: er zijn nu ongeveer 3000 projecten die tijdelijk een kleine hoeveelheid stikstof uitstoten tijdens de bouw, maar daarna juist zorgen voor emissiereductie, oftewel de oplossing van het probleem. Toch worden deze projecten afgerekend op de bouwfase en dus vertraagd. Voor duurzame-energieprojecten die een langetermijnvermindering van stikstofuitstoot realiseren, zou je onderbouwd een uitzondering kunnen maken. Helaas worden veel procedures nog steeds als een ‘gegeven’ behandeld: er wordt gewoon van uitgegaan dat het tien jaar duurt. Om het proces te versnellen, zouden we een ‘aannemersmentaliteit’ bij de overheid moeten introduceren: met deadlines en duidelijke kostenramingen voor tijd en middelen.
Een goed voorbeeld van hoe dit in Nederland kan vastlopen, is een project bij Zevenhuizen. Hier moesten TenneT, Stedin en Alliander werken op een grote open vlakte waar de bouwruimte zorgvuldig was voorbereid. Helaas werden er oeverzwaluwen gespot, waardoor het hele gebied werd afgesloten met hekken en de werkzaamheden stil kwamen te liggen. We zien iets vergelijkbaars in de isolatiemarkt. Om huizen goed te isoleren, moeten we werken in spouwmuren, maar als er vleermuizen of andere beschermde diersoorten worden aangetroffen, moet er een ecologisch onderzoek plaatsvinden. Dit kost ongeveer 4000 tot 5000 euro en vereist ecologen, waarvan we er niet veel hebben, wat dus weer leidt tot enorme vertragingen. Innovatieve mensen zoeken gelukkig altijd naar oplossingen. Waar ecologisch onderzoek nu nog maanden duurt, zou een coronatestachtige methode, zoals de eDNA-methode, veel sneller kunnen werken. Met een simpele test kun je nagaan welke diersoorten in een spouwmuur hebben geleefd. Deze test kost slechts een paar honderd euro en geeft al binnen een dag resultaat. Dit is een technologisch alternatief dat misschien wel beter werkt dan de oude methode, waarbij ecologen vijf keer in de schemering moeten onderzoeken. Innovatie kan dus ook in de ecologie een oplossing bieden voor onze energietransitie.”
Is de aanschaf van zonnepanelen nog steeds aantrekkelijk zonder de salderingsregeling? Voor welke terugverdientijd kunnen consumenten met zonnepanelen rekenen na 2027, en hoe verschilt dat ten opzichte van de huidige situatie?
“CE Delft heeft hier uitgebreid onderzoek naar gedaan en berekende terugverdientijden met en zonder salderingsregeling, rekening houdend met verschillende percentages van zelfconsumptie, want dat kan een flink verschil maken. In algemene zin: in de huidige situatie, waarin de salderingsregeling nog geldt, maar er ook terugleverkosten gerekend worden, is de terugverdientijd voor een gemiddeld huishouden in Nederland ongeveer negen jaar. Na 2027, zonder saldering, loopt dit op tot zes tot zeventien jaar. Deze ruime marge ontstaat doordat nog onduidelijk is welke kosten leveranciers zullen doorberekenen voor de toenemende teruglevering van zonnestroom. Zonnepanelen blijven ook zonder saldering nog steeds rendabel, want de terugverdientijd is altijd korter dan de levensduur van de panelen. Maar de langere terugverdientijd maakt de investering voor huishoudens wel wat minder aantrekkelijk.
'Zonnepanelen blijven rendabel, maar zelfconsumptie wordt steeds belangrijker'
Wat een bijzonder groot verschil maakt, is in welke mate je zelf de stroom van je panelen kunt gebruiken, oftewel zelfconsumptie. Een huishouden met veel elektrische verbruikers, zoals een warmtepomp of elektrische auto, kan de mate van consumptie beter sturen en zal daardoor minder last kunnen hebben van het verdwijnen van de salderingsregeling.
Het onderzoek van CE Delft heeft dat ook uitgerekend door van twee verschillende scenario’s uit te gaan: een zelfconsumptie van 30 en 60 procent. Stel, een huishouden installeert zonnepanelen met een totale investering van 5000 euro. Uitgaande van 30 procent zelfconsumptie zou dat een gemiddelde besparing van 600 euro per jaar opleveren, wat neerkomt op een terugverdientijd van circa 9 jaar. Bij een hogere zelfconsumptie van 60 procent kan deze besparing stijgen naar bijvoorbeeld 850 euro per jaar, waardoor de terugverdientijd rond 6 jaar uitkomt. In dat laatste geval is het financiële rendement van zonnepanelen bijna gelijk aan de situatie met saldering.”
Meer zelfconsumptie wordt dus steeds belangrijker. Maar hoe?
“Consumenten zullen zich, om de investering in zonnepanelen aantrekkelijk te houden, op twee dingen moeten richten: meer zelfconsumptie en automatisering. Meer zelfconsumptie betekent dat er ‘verbruikers’ in huis nodig zijn die op zonnige momenten de opgewekte energie direct gebruiken. Denk aan het laden van een elektrische auto, het draaien van de wasmachine of de vaatwasser, of het gebruik van een warmtepomp. Automatisering wordt daarnaast essentieel om deze verbruikers optimaal in te zetten zonder dat je daar constant mee bezig hoeft te zijn, want je wilt dat niet handmatig doen. Mensen die technisch goed onderlegd zijn, zoals tweakers, vinden het vaak leuk om systemen te optimaliseren en automatiseren, zoals met energiemanagementsystemen en platforms zoals Home Assistant. Hiermee kunnen ze alles zodanig instellen dat apparaten automatisch starten wanneer er goedkope of zelfs gratis stroom beschikbaar is, zoals bij een dynamisch energiecontract. Ik denk dat tweakers gemiddeld gezien de laagste energierekeningen van Nederland hebben.
De regel is simpel: goedkope stroom is vaak groene stroom, omdat elektriciteitsprijzen dalen bij een hoog percentage zon en wind in de mix. Door kleine optimalisaties, zoals het slim gebruiken van de wasmachine, warmtepomp, EV en diepvries, kunnen consumenten veel geld besparen en bijdragen aan een groenere energievoorziening. Bovendien is een goed geïsoleerd huis eigenlijk al een ‘warmtebatterij’. Huizen die goed geïsoleerd zijn, kunnen warmte langer vasthouden. Verder zien we steeds vaker dat mensen buffervaten met water naast hun warmtepomp plaatsen. Dit hele spel aan slimme aanpassingen biedt kansen om flink te besparen op energiekosten.”
Hoe vertaal je dat naar huishoudens die minder technologisch onderlegd zijn?
“Dat is lastiger. Tweakers zitten vaak in de eerste fase van technologische ontwikkeling. Maar zodra zij laten zien hoeveel je kunt besparen met slimme aanpassingen, ontstaat er een sneeuwbaleffect. Het sociale aspect is hier belangrijk: mensen vertellen vrienden en familie over hun successen en hoe goed hun systeem werkt. Veel mensen zijn trots en enthousiast als het hen lukt om energiekosten te verlagen met behulp van technologie, en dat werkt aanstekelijk. Vanuit de markt en bij bedrijven ontstaat dan ook meer tractie. Zij gaan zien dat er een bredere doelgroep geïnteresseerd raakt en spelen daarop in met producten en diensten die dat makkelijker maken. En dan komt de vraag: hoe bereiken we grotere groepen? We geloven dat een tijdelijke subsidie voor slimmer stroomgebruik zou kunnen helpen om dit proces te versnellen. Zo kunnen meer huishoudens de voordelen van zelfconsumptie en automatisering ervaren, en ontstaat er een positieve spiraal waarin een steeds grotere groep interesse krijgt in duurzame energie.”
Thuisaccu’s worden vaak genoemd als een oplossing voor zelfconsumptie en netcongestie. Ze zijn nog steeds duur, maar worden wel snel goedkoper. Moeten we allemaal aan de thuisaccu?
“Een thuisaccu kan nuttig zijn, vooral om zelfverbruik te verhogen en energie van dag naar nacht te verplaatsen. En ook om pieken te vermijden, zoals tussen vijf en zeven uur ‘s avonds. Maar als je bijvoorbeeld op vakantie gaat, zit je accu al op de eerste dag vol, en daarna gebeurt er niets meer. Voor het verplaatsen van energie van dag naar nacht werkt een thuisaccu goed, maar voor langere perioden is deze niet geschikt. Een tweede verdienmodel is om je eigen verbruik te vergroten en zo meer op te slaan voor eigen gebruik. En een derde verdienmodel is de mogelijkheid om met stroomhandel in te spelen op de energiemarkt en zo de terugverdientijd te verkorten. Maar dat is lastiger om in getallen uit te drukken. Met elke accu die in Nederland wordt toegevoegd, dalen prijspieken mogelijk, en daarmee ook de winst uit handel. Toch zie ik dit deel snel groeien; ik verwacht dat er dit jaar tienduizenden thuisaccu’s worden verkocht. Voor veel mensen speelt daarbij ook een behoefte aan autonomie mee, dat wil zeggen om minder afhankelijk te zijn van het elektriciteitsnet.”
Over autonomie gesproken, veel mensen lijkt een thuisaccu ook handig als noodstroomvoorziening, nu het net wat minder stabiel lijkt te worden. Daar wordt alleen niet standaard in voorzien; het systeem moet een ‘eilandmodus’ hebben. Zie je daar wat in?
“Op dit moment heeft Nederland gemiddeld 22 minuten per jaar aan stroomuitval, dus ik denk niet dat we hier snel naar een instabieler stroomnet gaan. Maar ik begrijp de behoefte aan autonomie zeker. Een eilandmodus kan voor sommige mensen extra zekerheid bieden, maar het is hier niet van groot belang, in tegenstelling tot landen en gebieden met een instabieler netwerk.”
Thuisaccu’s zijn geen oplossing voor seizoensopslag. Welke alternatieven zie je voor langere opslag van energie?
'De grootste uitdaging is niet techniek, maar sociale acceptatie'
“Voor seizoensopslag zijn er andere technieken in ontwikkeling. Een mooi voorbeeld is ecodorp Boekel in Brabant. Hier worden huizen gemaakt van natuurlijke materialen, en elke woning heeft zonnepanelen. In het midden van de wijk staan grote warmteaccu’s, gevuld met staalslakken. Dat is een industrieel restmateriaal dat lang warmte kan vasthouden en wordt opgewarmd met zonnestroom. In de winter kunnen bewoners deze warmte weer gebruiken. Een ander voorbeeld is de Pepsico-fabriek in Noord-Holland, waar ze hun productie volledig willen elektrificeren. Naast een e-heater gebruiken ze daar een warmtebatterij die wekenlang kan worden opgeladen wanneer er veel zon en wind is en de stroomprijs laag is. Dit biedt een mooie aanvulling voor energieopslag op industriële schaal. In andere landen, zoals Denemarken, wordt ondergrondse warmteopslag in grote bassins gebruikt, vaak met windenergie. Voor Nederland worden ook plannen voor ‘pumped storage’ overwogen, waarbij lucht onder druk in ondergrondse cavernes wordt opgeslagen. Eneco werkt hieraan, en er zijn zelfs plannen voor een kunstmatig eiland voor de kust waar water wordt opgeslagen, als een soort groot valmeer. Deze opslag kan dan worden ingezet wanneer er energie nodig is. Hoewel we niet precies kunnen voorspellen welke technologie uiteindelijk de beste oplossing zal zijn, is het goed om te zien dat er veel wordt geëxperimenteerd.”
De ontwikkeling van warmtenetten gaat langzaam. Hoe zie je die toekomst?
“De ontwikkeling van warmtenetten gaat inderdaad traag. Terwijl we vorig jaar zo’n 150.000 warmtepompen installeerden, zien we jaarlijks slechts zo’n 15.000 nieuwe warmtenetaansluitingen. Warmtenetten zijn complexe projecten die in samenwerking met de buurt moeten worden opgezet, wat vertraging kan veroorzaken. Aan de andere kant zien we dat warmtepompen en elektrische voertuigen wel hard groeien. Bij warmtenetten zijn er daarnaast enkele succesvolle bewonersinitiatieven. Als zulke projecten in handen van bewoners liggen, hebben ze minder last van monopolieposities, wat vaak als positief wordt gezien. Kosten zijn daarbij een terugkerende vraag bij nieuwe technologie. Mensen willen precies weten wat zo’n warmtenet of accu zal kosten over tien jaar, terwijl dat bij bestaande technologie zoals aardgas nauwelijks wordt gevraagd. Dat maakt de drempel vaak hoger. Toch kan een buurtaccu of een collectieve accu in een flatgebouw een financieel interessante oplossing zijn voor bewoners in appartementencomplexen.”
Er is nog een ander alternatief voor een thuisaccu, namelijk een EV met vehicle-to-everything (v2x). Steeds meer EV-fabrikanten bieden dit nu daadwerkelijk aan. Welke rol zou v2x in Nederland kunnen spelen bij het balanceren van vraag en aanbod?
“Ik fiets zelf dagelijks langs Lombok, waar Lomboxnet al tien jaar EV’s oplaadt met zonne-energie en al enkele jaren wordt v2x daar ook al concreet ingezet met deelauto’s. Toen ik dat tien jaar geleden voor het eerst zag, was er nog veel huiver bij fabrikanten voor v2x-toepassingen. Naast de kosten waren er zorgen over de impact op de accu, en ‘range anxiety’ speelde toen ook een grotere rol. EV-eigenaren wilden de accucapaciteit niet voor andere zaken gebruiken dan rijden. Maar nu, tien jaar later, is de situatie heel anders. EV’s hebben een grotere actieradius, er is een uitgebreid snellaadnetwerk en Nederland heeft een uitstekende laadpaalinfrastructuur. In de EU geldt de norm dat er voor elke tien EV’s een laadpaal moet zijn; in Nederland is er een lader per vijf EV’s, dus dubbel zoveel als nodig is volgens de Europese richtlijn. Range anxiety speelt hierdoor nauwelijks meer een rol, en studies laten zien dat bidirectioneel laden de batterij nauwelijks schaadt. De belangrijkste bezwaren zijn dus grotendeels weggenomen, terwijl zon, wind en netcongestie alleen maar toenemen.
Een goed voorbeeld van schaalbare accuopslag is de oude Aldel-fabriek bij Delfzijl. Daar lag een joekel van een stroomkabel en daardoor wordt er op die locatie nu een grote accufabriek gebouwd met een opslagcapaciteit vergelijkbaar met die van tienduizenden EV’s. Het gaat om een capaciteit van 1200MWh en vermogen van 300MW. Je zou zo’n systeem ook kunnen realiseren door EV’s met v2x in te zetten.”
Hoe zie je EV’s concurreren met thuisaccu’s?
“Een thuisaccu heeft momenteel gemiddeld een capaciteit van 10kWh en kost ongeveer 5500 euro, terwijl een EV vaak al snel 50kWh of meer aan opslagcapaciteit heeft en die heb je dan toch al. EV’s bieden bovendien een meer gedecentraliseerde aanpak, wat handig is voor netcongestie in woonwijken, waar vaak de grootste knelpunten zitten. Met 520.000 EV’s in Nederland staat er nu dagelijks een enorme capaciteit 23 uur per dag stil, klaar voor gebruik. Er zijn nog wel enkele obstakels. Autobouwers worden een soort energieleverancier en het nettarief is nu nog een vast bedrag voor iedereen, maar dat kan gaan veranderen. Een goede financiële prikkel vanuit de netbeheerders kan een stimulans zijn om huishoudens te belonen voor het inzetten van hun EV’s voor energieopslag en ontlasting van het net.”
Het recent gepubliceerde KEV-rapport stelt dat het klimaatdoel voor 2030 niet binnen bereik is. Het kabinet zegt wel de doelen te willen halen, maar zonder extra budget en vooralsnog zonder maatregelen. Hoe kijk je hiernaar?
“Het is helaas geen verrassing dat het beeld dit jaar somberder is dan vorig jaar. Normaal gesproken zou je, naarmate de deadline dichterbij komt, hopen dat we ook dichter bij de doelen zitten. Nu lijkt het juist omgekeerd. Concrete oplossingen zijn wel benoemd, maar ze zijn nu doorgeschoven naar het voorjaar van 2025. Een half jaar extra wachten betekent nóg een kleinere kans dat we de doelen halen. Wat ons betreft moeten er voor kerst al maatregelen op tafel liggen om de onzekerheid weg te nemen, vooral voor consumenten en bedrijven die op het punt staan hun investeringen terug te trekken.
Het plaatje is nu nog niet overtuigend. Sophie Hermans lijkt bereid om door te pakken, maar om echt veel megatonnen CO₂ te verminderen, zijn stevige maatregelen nodig. Dat lijkt me best lastig met een partij als de PVV die altijd heeft gezegd dat ze het klimaatbeleid volledig door de shredder wil halen. De ‘makkelijke’ oplossingen zijn inmiddels wel doorgevoerd; we hebben nu meer langetermijnbeleid en verplichtingen nodig. Wij pleiten bijvoorbeeld voor verplichte EV’s in de zakelijke leasemarkt. Die markt is nu al zakelijk rendabel en dat betekent vervolgens dat er voor de consument een grotere tweedehandsmarkt ontstaat met meer betaalbare elektrische auto’s. Het kan tegen de cultuur van vrijheid ingaan, maar zonder dit soort verplichtingen halen we de klimaatdoelen nooit.”
Hoe staat Nederland ervoor als het gaat om investeringen in de energietransitie?
“In 2023 heeft Nederland zeker 25 miljard euro geïnvesteerd in de verduurzaming van de energiehuishouding, blijkt uit de Investeringsmonitor Energietransitie 2023. Hiervan kwam vier miljard euro van consumenten, waarvan meer dan de helft werd geïnvesteerd in zonnepanelen. Meer dan tien procent van de nationale investeringen gaat inmiddels naar de sector duurzame energie. Bij bedrijven ging het grootste deel van de investeringen naar zonne- en windenergie. Dit is cruciaal voor het vergroten van de duurzame-energieproductie, maar de volgende stap is het verduurzamen van de vraag naar energie. Dat betekent elektrificatie, duurzame warmteoplossingen, en voor bepaalde delen van de industrie de overstap naar groene waterstof. Deze investeringen zijn nodig om niet alleen de energieproductie te verduurzamen, maar ook het energiegebruik toekomstbestendig te maken.”
Tot slot, als we vooruitkijken naar de komende jaren, welke trends en ontwikkelingen zie je als meest bepalend voor de duurzame-energiesector in Nederland?
“Er zijn drie supertrends die de energietransitie bepalen: kostendaling, toenemende efficiëntie en groeiend comfort. Dit zijn factoren die duurzame technologieën steeds aantrekkelijker maken en helpen om bredere acceptatie te vinden. De grootste uitdaging ligt echter in het vrijmaken van ruimte en het verkorten van procedures, waarbij duidelijke kaders voor iedereen essentieel zijn. Aan de technische kant ben ik optimistisch; er zijn enorm veel goede ontwikkelingen. Kijk bijvoorbeeld naar elektrisch koken: het is gezonder dan koken op gas, en 90 procent van de nieuwe kookplaten is nu al elektrisch. Het wordt dan ook vanzelfsprekend voor steeds meer mensen.”
En waar liggen de grootste technische uitdagingen?
“Niet de techniek, maar de sociale processen zijn de grootste uitdaging. Mensen ervaren weerstand tegen verandering, vooral als het om procedures en infrastructuur gaat, zoals hoogspanningsmasten en windmolens in hun leefomgeving. Hierin kan financiële compensatie helpen, bijvoorbeeld door een vergoeding voor zon- en windprojecten in de omgeving te krijgen. Dit kan verder worden uitgebreid door hen een mede-eigenaar te maken, zodat buurtbewoners bij iedere draai van een windmolen profiteren. Dat zal zorgen voor een bredere acceptatie en versnelling van de duurzame-energie-infrastructuur die we zo hard nodig hebben.”